5 West- en midden-Java) verbrokkeld mag worden, maar in midden-Java vereenigd moet blijven. Bene splitsing toch zou gevaarlijk zijn, als ge heel buiten verhouding met de reeds zoo geringe sterkte van ons leger, dat, zoowel om de daaraan verbonden grootere uitgaven als met het oog- op de moeilijkheden, aan de werving zoowel van Europeanen als Inlanders verbonden, ook wel niet aanzienlijk uitgebreid zal kunnen worden. Kiezen wij in midden-Java eene centrale stelling, dan zal de vijand, zoo hij ook al aanvankelijk elders landt, en voordeelen behaalt welke hem niet betwist worden, toch eindelijk moeten besluiten om ons leger in mid den-Java op te zoeken; en hoe spoediger hij daartoe overgaat, zooveel minder verzwakt zal hij het doen. Auders zal hij tot geene beslissing ge raken, en mocht de vrede gesloteu worden voordat midden-Java veroverd of ons leger buiten staat is de vijandelijkheden voort te zetten, dan zou hij de bezette landschappen toch weder moeten ontruimen. Want zonder dit zouden wij wel nimmer eene vrede willen sluiten, daar immers van de voortzetting vau den oorlog slechts voordeelen te verwachten zonden zijn. Eene mogendheid, wier middelen van verdediging nog geenszins zijn uit geput, en die in alle opzichten eene stelling heeft ingenomen, voordeeli- ger dan die des vijands, zal wel immer de ontruiming en teruggave be dingen van die residentien of landstreken, die wel op grond van krijgs kundige overwegingen ontruimdmaar daarom niet veroverd zijn. Dat wij onze centrale stelling niet in Oost- of West-Java, maar on geveer in het midden des eilands moeten kiezen is duidelijk, omdat de vijand dan de beide andere landstreken niet kan bezetten zonder zijne macht te splitsen in deelen, die slechts over zee met elkander in verbinding kun nen staan. Na deze algemeeue beschouwingen moeten wij thans nagaan, op welke plaats in midden-Java die centrale stelling wel het best gevonden kan worden. Om deze vraag op te lossen, is het noodig, vooraf in eenige bijzonderheden te treden omtrent den aard der berglanden en der hierin te voeren oorlogen. In elk hoog bergland loopeu de hoofdwegen door valleien en kloven, die uiteenloopende richtingen hebbenmaar in het bergland bij een hoofd- juk of hoog plateau samenloopen; zoodat de wegen, die in het beneden- iand zeer verwijderde punten van ingang hebben, in het hoogland dik werf naar hetzelfde punt voerenof zich althans niet ver meer van elkan der verwijderen. Die wegendoor hooge bergketenen gescheidenhebben geene dwarslijnen en dus geene onderlinge gemeenschap, dan op de pun ten waar zij zamen komen, en in het benedenland, waar zij door dwars wegen verbonden kunnen zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 12