1M
Uit den toestand van den ruggesteun en liet ruggeschild na liet schot
kan verder afgeleid worden, dat ook beide deze deelen der schijf behoor
lijk wederstand geboden hadden. Genoegzaam al de splinters hout, van
het verbrijzeld gedeelte van den ruggesteun, waren door het schild, dat
eenigzins naar achter gebogen was, bij elkander gehouden; een bewijs,
dat het ruggeschild wederstand geboden moet hebben tot op het oogenblik
dat het door den kogel doorboord werden dat bijgevolg door het aan
brengen van dit schild het beoogde doel bereikt was, namelijk, oin het
uitwijken en afsplinteren van den houten ruggesteun tegen te gaanhet
doordringen van den kogel te bemoeielijkenen zoodoende het wederstands
vermogen der schijf te verhoogeu.
De commissie vermeent uit dien hoofde volkomen gerechtigd te zijn,
uit de verkregen uitkomst de gevolgtrekking te maken, dat de schijf
onvoldoende sterkte heeft, om te wederstaan aan de uitwerking van het
kanon van 24) c. M., vurende op 183 M. met 24 K. G. lading, en een
ijzeren kogel van 143 K. G., van dezelfde hoedanigheid als die, welke bij
de proef gebezigd werd; aangezien dergelijke schijf bij elk schot onver
mijdelijk door den kogel doorboord zal worden.
liet tweede schot, onder dezelfde omstandigheden als het eerst0, doch
slechts met 22 K. G. lading gedaan, trof en doorboorde een minder sterk
gedeelte der reeds, door de uitwerking van het eerste schot eenigzins ver
zwakte, schijf.
Ook scheen het ijzer der boveuplaat niet zoo groote taaiheid te bezitten
als dat van de onderplaat, daar het geheele linkergedeelte der plaat, be
nevens twee stukken rechts van den doorgang afgescheurd werden; iets,
dat, bij aanwending van zeer taai ijzer, vermoedelijk niet zou plaats gehad
hebben.
De houten ruggesteun en het schild werden daarentegen op een zeer
sterk gedeelte, juist boven een der versterkingen van hoekijzer getroffen,
zoodat de kogel ook deze laatste moest verbrijzelenom geheel door de
schijf te dringen.
Hoezeer niet ontkend kan worden, dat de kogel bij het tweede schot
een zeer grooten wederstand overwon, zoo durft de commissie toch niet,
evenals ten opzigte van het eerste schot, de gevolgtrekking maken, dat de
met 22 K. G. lading geschoten kogel bepaald en zeker de schijf door
boord zou hebben, indien de pantserplaat meer taaiheid gehad had, en het
sterkste gedeelte eener onbeschadigde schijf getroffen was.
Doch zoo zij in aanmerking neemt, dat de op de schijf door den twee
den kogel te weeg gebrachte verwoesting, zeer groot was, en dat deze""na
het doorboren nog voldoende kracht behield om op den afstand van ruim