127 welke in het projectiel opgehoopt wasverricht kon wordenbesteed werd om de schijf te doorboren, terwijl, wanneer het projectiel breekt of van vorm verandert, een groot gedeelte van dien arbeid besteed wordt om deze uitwerkingen te weeg te brengen, natuurlijk ten koste van dengene, die op de schijf uitgeoefend wordt. De toestand der beide teruggevonden projectilen was de navolgende: Herste schot. De middellijn van den kogel was, bij het begin van het ogiefvormige gedeelte, 1.2 m. M. grooter geworden, en in verband hiermede had de kogel ongeveer evenveel in lengte verloren. Het projectiel had overigens niet deminste vormsverandering onder gaan. Er waren twee fijne scheuren zichtbaar; de eene liep van eene nok der voorste rij tot de er aan grenzende nok dezer zelfde rijde an dere bevond zich op het ogiefvormig gedeelte, in de richting van de as, en had eene lengte van ongeveer 4 c. M. Eindelijk waren twee stukken langs den rand van den bodem afgeslagen. De koperen en bronzen nokken waren geheel of gedeeltelijk afgesleten. Tioeede schot. 11e middellijn van den kogel bij liet begin van het ogiefvormig gedeelte was 1.7 m. M. toegenomen, en, in verband hiermede, de lengte van het projectiel evenveel verminderd. Overigens was de kogel volkomen gaaf en onbeschadigd. He nokken waren geheel of gedeeltelijk afgesleten. Proef van 22 September 1869. Nadat het kanon van 24 c. M. sedert de proef op den 6den Augustus ongeveer 600 M. meer achterwaarts in batterij was gesteldwaardoor de afstand van het kanon tot de pantserschijf 768 M. bedroeg, werd gelast, dat de proeven tegen de pantserschijf op den 22sten September moesten worden voortgezet. De commissie besloot, bij deze proef te trachtenhet rechter, geheel onbeschadigdgedeelte van den onderplaat te treffenaangezien uit de twee treffersop den 6tlen Augustus tegen de plaat verkregenen waarvan het eerste schot de beneden-, en het tweede de bovenplaat had getroffen, was geblekendat het ijzer der bovenplaat niet zoo groote taaiheid scheen te bezitten alsdat van de onderplaat. Blijkens het rapport toch omtrent deze proef, werden bij het tweede schot het geheele linkergedeelte der bovenplaat, benevens twee stukken rechts van den doorgang, afgescheurd; iets dat, bij aanwending van zeer taai ijzer, vermoedelijk niet zou hebben plaats gehad.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 134