6
Een aanvaller, die uit liet benedenland in het bergland wil dringen, zal
dus de keus hebben tusschen verschillende wegen en kan ook, zoolang
hij in de vlakte is, zonder bezwaar van den eenen weg naar den anderen
overgaan; doch deze bevoegdheid verliest hij, zoodra hij in het bergland
is getreden. De toegangen tot het gebergte voor den aanvaller te willen
sluiten, zou zeker eene verkeerde handeling zijn, want de vele wegen die
er bestaan, en de verre afstanden der toegangen onderling, zouden eene
hoogst nadeelige versnippering van macht veroorzakenen zoodanige verdee
ling onzer strijdkrachten zou den vijand in de mogelijkheid stellen om elke
afdeeling afzonderlijk zonder veel moeite door eene sterkere macht te verslaan.
Voor een leger als het onze zou het trouwens ten eenenmale onmoge-
lijk zijn om al die toegangen te bezetten, en zoo zulks niet geschiedde,
zou de vijand ook niet in de verplichting zijn gebracht, om onze defen
sive stellingen aan te tasten, en zou hij ze langs andere wegen kunnen
omgaan. Hij zou dit ongetwijfeld doen, daar hij bij den bergoorlog niet
beter kan handelen dan zich weinig in gevechten te wikkelen, maar door
het kiezen vau goede stellingen die des verdedigers te bedreigen, en hem
te noodzaken terug te trekkenof zijne stellingen te verlaten om die des
vijands aan te vallen. De verdediger moet daarentegen door eene active
verdediging den vijand zooveel mogelijk aantasten, vermoeien en in zijne
oogmerken belemmeren. De aanvaller moet alzoo dikwerf verdedigend,
en de verdediger niet minder dikwerf aanvallend te werk gaan.
Zooals boven is gezegd, bevinden zich de wegen, althans die welke voor
voertuigen bruikbaar zijn, in de valleien. De wegen te behouden, ligt
in den gewonen regel, maar zoo de verdediger dit rechtstreeks wilde doen,
zou hij zoowel de valleien-zelve als de deze beheerschende bergen moe
ten bezetten.
Dit moet voorzeker ondoenlijk geacht worden, want door dergelijke»
maatregel zou de stelling des verdedigers zoo uitgebreid wordendat de
vijand op elk punt waar hij wil doordringen weinig wederstand onder
vinden zoude, en aldus gemakkelijk zijn doel zou kunnen bereiken.
Door de gesteldheid van de berglanden komen wij alzoo tot een ge
heel anderen dan den pas genoemden regel, en wel deze, dat men, om
de bovenlanden tegen aanvallen uit de benedenlanden te beschermennoch
de valleien of dalbodems, noch de deze omringende en beheerschende
hoogten bezetten moet, maar eenvoudig zijne macht in de centrale pun
ten behoort te vereenigen, waar de valleien of dalen, of eigenlijk hunne
wegen uitkomen. Men is dan in de gelegenheid om van uit die centrale
punten, langs de kortste lijn, steeds offensief op te treden tegen den
vijand, die een of meer van die wegen heeft ingeslagen.