7 Om steeds tijdig van 's vijands bedoelingen onderricht te zijn behoeft men dan slechts den ingang der valleien naar de zijde van het beneden- land door lichte troepen bezet te houden. Heeft de vijand zijn oogmerk verradenen door het inslaan van een of meer der wegen de vrijheid ver loren om op een anderen weg over te gaandan is voor den verdediger het oogenblik gekomen om offensief handelend op te treden; hetzij door zich op de operatielijn des vijands te werpen en hem terug te drijven, hetzij door langs een anderen weg zijne gemeenschap te bedreigen. Alle kansen zijn dan vóór den verdediger. Hij heeft de keunis van het ter rein in zijn voordeelen bovendien de mogelijkheid om krachtig en spoe dig te handelen, vermits zijne magazijnen in de nabijheid zijn en hij geene bezorgdheid voor de verpleging zijner troepen behoeft te koesteren; hij kent bovendien de bevolking, kan zich alzoo gemakkelijker dan de vijand van hare medewerking verzekeren, en kan beschikken over de groofe hulp middelen die zij bezit. De vijand, over zee gekomen en in een vreemd land, vermoedelijk zonder voldoend transportpark ageerende, is dan geheel in het nadeel, en een klein maar goed voorbereid leger behoeft alzoo niet te schromende verdediging van het bovenland tegen eene aanzienlijke overmacht op te nemen. Overmacht toch alleen baat weinig wanneer zij, door hare mindere beweegbaarheid of door de gesteldheid* van het terrein niet vereenigd kan optreden en handelen. En hoe overmachtiger de vijand is, hoe moeielijker hem de verpleging zijner troepen zal vallen. Het boven in het kort ontwikkeld stelsel van verdediging is ook daar om aanbevelingswaardig, omdat het minder troepen, minder magazijnen en minder transportmiddelen vereischt. Wanneer dit stelsel echter eens in aangenomen, dan behoort men zich wel te wachten, zich daarvan te laten afbrengen. Na den terugtocht des vijands moet de vorige stelling onverwijld weder ingenomen, de ingangen der dalen weder door lichte troepen bezet, in 't kort, de boven omschre ven handeling weder herhaald wordentot dat de omstandigheden toelaten of eischeu zich niet meer tot de verdediging te bepalen. Evenmin mag men zich door den bedriegelijken schijn van het voordee- lige om op de samenvloeiing der wegen te staanlaten verleiden om in de centraalstelling den aanval af te wachten. Als men den aanval niet voorkomt en te gemoet gaat, verliest men zijne belangrijkste voordeelen. Alle stellingen in het gebergte toch hebben dezelfde gebreken; zij zijn niet zelfstandig, te uitgebreid en hangen te veel af van de standvastig heid van een enkelen kleinen post, en hebben slechts zelden ruimte ge noeg om eenige beslissende beweging tegen den aanvaller te kunnen uit voeren. Hoewel dit nu niet geheel op onze centraalstelling van Willem I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 14