147
bataillon, onder kommando van den majoor Heijligers, versterkt met de
halve 4e kompagnie van het garnizoens-bataillon50 pradjoerits, de 2
mortieren met bediening en munitie, de overige sappeurs, en de ambulance
met den officier van gezondheid Cochius terwijl de koelies, met voor 4 dagen
vivres bevracht, achter de hoofdkolonne zouden marscheerenen door 50
pradjoerits, daartusschen verdeeld, bewaakt zouden worden.
De achterhoede, die daarna volgde, bestond uit de andere helft der
4e kompagnie van het garnizoens-bataillon, met, de noodige ambulance en
den officier van gezondheid Couwenberg.
De 4e kompagnie van het 10e bataillon bleef fe Moeara Doea achter,
en werd bestemd tot, bewaking der versterking en magazijnen aldaar,
Aan den kommandant, der voorhoede waren drie goede gidsen toege
voegd, terwijl hem het, plan van den aanval op Penandingan duidelijk
was medegedeeld.
Daar men, door inlichtingen der gidsen, vrij wel met, de ligging van
de doeson Penandingan bekend was, had men het plan van den aanval
van te voren kunnen beramen.
Alvorens dit, plan te kunnen mededeelen, zal het echter uoodig zijn,
genoemde versterking en hare omgeving eenigzins te omschrijven.
De talang Penandingan vormt een onregelmatigen vijfhoek, of liever een
vierhoek, waarvan eene diagonaal ongeveer 100 ellen lang is, die van noord
naar zuid ligt, en van welken vierhoek de oostelijke hoekpunt, afgesneden is.
Oostwaarts is een moeras gelegen, dat de korte oostelijke, en nagenoeg
de helft der Z. O. en der N. O. zijden van den vijfhoek omgeeft. Oost
waarts van dit, moeras is een bijna ondoordringbaar alang-alangveld.
Het moeras heeft, door eene ondiepe sloot of gracht, die langs de noord
zijde der talang loopt, gemeenschap met een vrij groot, meer (tebat.)dat
zich van de meest westelijke punt der talang, in ongeveer zuidelijke rich
ting, nagenoeg' vier a vijfhonderd passen uitstrekt.
Westwaarts achter dit meer liggen eenige met, alang-alang begroeide
hoogten.
Ongeveer 5 a 600 passen ten Z. O. van de talang, ligt een vrij hoog
plateau, vau waar men de geheele versterking overzien kan. De weg, die
van Moeara Doea naar Gelong Saktie voert, loopt van af dit plateau eerst
in N. W. richting tot aan de zuidelijkste punt van de versterking, en
van d ar nagenoeg evenwijdig aan de Z. W. zijde tusschen het meer en
de doeson, tot, aan de westelijkste punt, van waar ze in noordelijke rich
ting naar Gelong Saktie gaat.
ilet plan was gevormd, dat, wanneer de kolonne op den weg van
Moeara Doea tot op ongeveer 1000 passen genaderd was, de voorhoede