148 rechts (oostwaarts) afzoude slaan, ten einde de talang alzoo van die zijde oin te trekken, en positie te kunnen nemen aan de N. zijde, met den rechtervleu gel geleund aan den weg, die van Penandingan naar Gelong Saktie voert. De artillerie, sappeurs en ambulance der voorhoede zouden echter ach terblijven, ten einde zich bij de hoofdkolonne te voegen. De hoofdkolonne zou tot op het voorschreven plateau doormarscheeren, en aldaar positie nemen; terwijl eene kompagnie dier kolonne linksaf slaan, en met zijn linkervleugel aanleunen zoude aan het ondoorwaadbare meer, dat aan de westzijde gelegen was, ten einde de talang ook aan die zijde geheel af te sluiten. Den 25sten April, des morgens om 6)- uur, waren de troepen in de voorgeschreven orde gerangeerd aan de overzijde van het kleine ravijn dat onmiddellijk naast de versterking te Moeara Doea, in den weg naar Gelong Saktie, gelegen is, en begon de afmarsch. Het terrein, dat men te doorloopen had, was vrij gelijk en effen, doch met zware alang-alang begroeid, waardoor slechts een zeer smal voetpad liep, zoodat inen steeds man voor man achter elkander moest marscheeren. Tegen half acht bereikte men het ravijn van de Soengij Ajer Benko dat, hoewel niet zeer diep en moeielijk, evenwel eenig oponthoud veroor zaakte, vooral door het overbrengen van den houwitser. Andere bezwaren of moeielijkheden ondervond men onderweg niet, ter wijl de vijand de kolonne gedurende den marsch volstrekt niet veront rustte; alleen werd de achterhoede door eenige vijandelijke marodeurs uit de verte beschoten. Tegen negen uur kwam men ter hoogte van de doeson Pagger Agong, waar rechts werd afgeslagen, om Penandingan te bereiken. Wijl hier eenige onbebouwde velden gelegen warenwerden de kolonnes weder hersteld, en al spoedig volgde de le kompagnie van het garnizoens- bataillou den haar in het plan aangewezen weg; terwijl de bij de voor hoede ingedeelde scherpschutters voorwaarts ruktenen zich aan de zuid zijde van de doeson, die inmiddels bereikt werd, en tirailleur oplosten. Intusschen kwam ook de hoofdkolonne, ongeveer tegen half tien, op het bovenbeschreven plateau aan, en nam daar positie; terwijl de beide berg- houwitsers, op ongeveer 450 pas van de doeson, in batterij gesteld werden. De sappeurs hadden zicheven als de ambulance der voorhoede, bij de hoofdkolonne gevoegd. Op het plateau gekomenzag men dat het terrein, aan de zuidzijde der versterking tusschen het moeras en het meer gelegen, door den vijand plat gebrand, en alzoo geheel open was, zoodat er geen kwestie van bedekte nadering kou zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 155