150
Aan het hoofd der stormkolonne plaatsten zich de kommandant van het
10e bataillon met zijn vaandel, de expeditie-kommandaut met den chef van
den staf, en de waarnemend adjudant.
Het vuur der artillerie werd gestaakt, en de kolonne rukte met slaande
trom voorwaartsop circa 300 passen van de benting genaderdwerd
reeds de stormmarsch geslagen.
Het le peloton der kolonne, met den kapitein vau der Hurk aan het
hoofd, en waarbij zich de expeditie-kommandant voegde, liep op de 2
zijde der versterking aan terwijl het 2e pelotonversterkt door de halve
4e kompagnie van het garnizoens-bataillouzich onder kommando van den
majoor Heijligers 1 aar de ZrTJT zijde wendde, waar, zoo als later bleek,
de hoofdingang der talang was gelegen.
De afstand tot aan de borstwering, hoe groot ook, was spoedig met
den stormpas doorloopen.
De kolonne van den kapitein van der Hurk vond in de bamboe-doerie-
haagwaarmede de talang omgeven was, een paar opeue of minder dicht
begroeide plaatsen.
Spoedig waren de omgehakte topeiuden der nevenstaande bamboezen
die deze opening afsloten, opgeruimd; doch nu stuitte men op eene ste- 1»
vige palissadeering, die, op den wal, welke de versterking omgeeft, geplaatst,
de opening verder afsloot.
Alle pogingen, om in deze palissadeering eene opening te maken, of ze
te beklimmen, waren vergeefse!).
Door het hevige vuur van den vijand, en door de lanssteken, die door
de palissadeering werden toegebracht, waren reeds drie Europeanen gedood,
en drie zeer ernstig gewond.
De expeditie-kommandaut, het vruchtelooze der pogingen, om de ver
sterking van deze zijde binnen te dringen, inziende, gaf de kolonne last,
om te retireerenen zich achter de auer-auerlinie bedekt op te stellen
vervolgens begaf hij zich naar de tweede sformkolonnedie zich inmiddels
met de 5e kompagnie van het 10e bataillon vereeuigd had.
Laatstgenoemde kompagnie was, zoo als men zich herinneren zalaan
de westzijde der doesonaangeleund tegen het daargelegen meer, gepos
teerd; na eenige aan de overzijde van het meer aanrukkende vijanden
verjaagd te hebben, was zij meer en meer tot de versterking genaderd, en
had eene opening in de batnboe-doeriehaag gevondendie toegang tot den
hoofdingang der talang verleende.
Hier vereenigde zij zich met Je 2e stormkolonue onder den majoor
Heijligers en den kapitein Grampré Molière, en beproefde, gezamenlijk
daarmede, eenen aanval op de versterking van die zijde.