toepasselijk is, en deze in vergelijk met andere bergstellingen in der daad groote voordeelen bezit, is het toch te onkrijgskundig om met eene min dere macht in eene stelling te blijven staan, waartegen de vijand zijne gansche overmacht in werking kan brengenom de stelling op alle pun ten aan te vallen, dan dat er sprake van zou kunnen zijn om voor Wil lem I eene uitzondering op den algemeenen regel te maken. Alleen door den vijand te gemoet te gaan, kunnen wij zijne overmacht schadeloos maken. Men mag niet vergeten dat het doel, met het inne men van centrale stellingen beoogdniet is om deze te verdedigen maar om zich de keuze voor te behouden van de wegen op welke men wil opereeren. Men behoort zich dus wel te wachten, oin door valsche redeneeringen of schijngronden dat voordeel uit zijne handen te geven. Ligt hierin opgesloten, dat elke rechtstreeksche aanval op onze cen trale stelling door een tegenaanval moet worden verijdeldevenzeer is het in den geest dezer beginselen, dat men zich niet moet verontrusten indien de bewegingen des vijands andere richtingen, verder vfm ouze stel ling verwijderd, mochten volgen, met het oogmerk om langs andere pun ten, b. v. Kadoe of Banjoemaas, in de binnenlanden te dringen. Ons le ger moet den vijand ook in die richtingen te gemoet gaanaantasten, harceleerenbedreigen, vermoeien, uitputten, en de aankomst zijner ver- pleegmiddelen zooveel als maar mogelijk is belemmeren. Wel houden wi; dusdanige operatie voor den vijand, althans wat de kansen van eene goede uitkomst betreft, voor onmogelijkwegens de onoverkomelijke moeie- Jijkheden om de noodige mondbehoeften en andere verplegingsvoorwerpen mede te voeren en de ondoenlijkheid om ze plaatselijk in voldoende mate aan te schaffenmaar zelfs wanneer de vijand daartoe mocht willen be sluiten, zouden wij, zooals uit het bovenstaande volgt, hem zeer goed het hoofd kunnen bieden. Wij herhalen echter, wij achten dergelijke ope ratie ondoenlijkomdat de vijandzoo de verdediger slechts eenigermafe zijn taak begrijpt, spoedig gebrek zal hebben aan huisvesting, ligging, dekking, dikwijls aan voedsel en zeker aan de vereischte verzorging van zieken, en dit alles, zoo het slechts eenige dagen kan aanhouden, in een tropisch klimaat niet ongestraft kan blijven. De vraag is nu: voldoet Willem I aan de eischen die men aan eene cen trale stelling, zooals bovenbedoeld kan stellen? Onzes inziens ja, ten volle. Die stelling moet niet beschouwd worden als eéu toevluchtsoord van een geslagen leger, dat daar werkeloos en onbewegelijk afwacht wat de vijand zal ondernemenmaar als een sterke depotplaats en als vèrzamelingspunt on zer mobile strijdkrachten. De vlakte, tusschen Banjoe-Biroe en Willem I 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 15