157 en overigens in dezelfde orde als des morgens; zij bereikte tegen 5 ure genoemde plaats, die reeds door de vooruitgezonden andere helft der 4e kompagnie en door de le kompagnie van liet garnizoens-bataillon bezet- was, terwijl de 5e kompagnie van het Oe bataillon buiten de doeson positie genomen had. Gelong Saktie was door eene gracht en een aarden wal omgevendoch de bamboe-doeriehaag, die op den wal stond, verkeerde in slechten staat, en was waarschijnlijk nog niet hersteld kunnen worden na de verwoesting, door de kolonne de Brauw in 1854 daarin aangebracht. Hoewel men begonnen was, hier en daar palissaden op den wal te plaatsen, en reeds uitgravingen voor het stellen van blindeeringen gemaakt hadwas de doeson evenwel niet voldoende versterkt, om wederstand te kunnen bieden. Zij had zich dan ook, bij de nadering onzer troepen, terstond onderworpen, en alzoo was het hoofd aangezegd, dat alle eigendommen zorgvuldig geëer biedigd zouden worden, doch dat eenigc. der huizen tot. inkwartiering onzer troepen moesten afgestaan worden. Dit laatste kon geen bezwaar hebbendaar de doeson bijna geheel door hare bevolking verlaten was, en dus de meeste huizen ledig stonden. De toegang tot de doeson bestond, even als te Penandingan, uit eene smalle poterne, waarvóór over de gracht eene brug, bestaande uit een drietal bamboezen, was gelegd. Het binnenrukken der plaats ging dus nog al met moeielijkheden gepaard, vooral voor de geblesseerden, die in eene soort van zeildoeksche hangmatten, aan ren bamboe hangende, getrans porteerd en natuurlijk het eerst, naar binnen gebracht werden. Op de geblesseerden volgden de vivres, en eindelijk ook de kompagniën. De moeielijkheden, die men bij het, overtrekken der smalle brug onder vondwaren echter oorzaak, dat de laatste troepen eerst, des nachts om 12 uur binnen de doeson kwamen. Inmiddels was de doeson, zoo goed de invallende duisternis zulks ge doogde, verkend, en waren verschillende posten uitgezetwaarna de troepen het voor hun aangewezen logies betrokkende nacht werd rustig door gebracht 's Morgens van den 26sten begon inen dadelijk met het graven van een doorgang in den wal en met het slaan van eene behoorlijke brug over de. gracht, terwijl de weg door de doeson eenigzins verbeterd werd. Hiermede en met in orde brengen der tandoes voor de zieken en ge blesseerden, was men tegen 11 uur gereed. Op dat uur vertrokken de zieken en gewonden, met. een escorte van 150 man, naar het veldhospitaal te Moeara Doea. De kolonne nam haren weg over de doeson Tebat Seroet, die reeds in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 164