159 in brand stak. Evenwel kwam de kolonne nog tijdig genoeg aan om eenige padieschuren te redden, zoodat men een vrij belangrijken voorraad daarvan kon medevoeren. De doesondie niet versterkt en daartoe ook minder gunstig gelegen was, werd verder verwoest, en het daarbinnen gelegen poeijanghuisjedat waarschijnlijk de bewaarplaats van de heilige lans Oelas was, eveneens verbrand. Daarna keerde de kolonne weder naar Gelong Saktie terug. Van den 29steu April tot. den 3den Mei genoten de troepen rust, terwijl de sappeurs, bijgestaan door de expeditionaire koelies, voortgingen met het logies in de doeson Gelong Saktie, en de communicatie binnen die plaats te verbeteren. Ook werd de aangevangen bouw van liet. veldhospitaal voortgezet, en daar men besloten had, bij den voorgenomen tocht aan de andere zijde der T.ematang, Gelong Saktie als versterking in de reeds onderworpen lan den te blijven bezetten, zoo werd een begin gemaakt, met het versterken vau het voorste gedeelte dier plaatsdat., na het vertrek der hoofdmacht, door de achtergebleven troepen bezet zoude worden. Inmiddels was het bericht ontvangen, dat het. hoofd der doeson Tandjong Tapoes, die zich aanvankelijk onderworpen had, geineene zaak maakte met de bevolki'g aan den rechteroever der Lematang welke zich geheel van de overigen afgescheiden had en in verzet bleef en dat genoemd hoofd met zijne onderhoorigen tot haar overgeloopen was. Dientengevolge werd hem een ultimatum toegezondenom zich binnen 24 uren bij den resident van Pal nibang te Gelong Saktie aan te melden; met bedreiging, dat anders eene troepenmacht, naar zijne doeson afgezonden- zoude worden, en, zoo zij deze bij hare aankomst verlaten vondhaar ver woesten zou. Aangezien genoemd hoofd niet aan dit ultimatum voldeed vertrok den 4deu ]\Tei, onder kommaiulo van den majoor Heijligers, eene kolonne, sterk 300 bajonetten, samengesteld uit de 2e kompagnie van het 10e bataillon en de 4e kompagnie van liet garnizoens-batailloneen houwitser en een mortier met bediening (luitenant Vervat) benevens 30 sappeurs (luitenant Kombouts) alsmede de noodige ambulance met den officier van gezondheid Couwenberg. De kolonne was verder van vivres voor twee dagen voorzien. De kolonne-kommandant had in last, Tandjong Tapnes in den asch te leggen wanneer het hoofd zijne onderw erping niet aanbooden daarna de doesons Pao Lentik en Benting te bezoekendie eveneens onderwer ping geweigerd haddenen waarvan laatstgenoemde, wanneer zij verdedigd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 166