162 Tandjong Tapoes stellig zoude bespeuren, en daarin wel een signaal zou zien, dat die plaats verlaten werd. Nadat de hoofdtroep onder behoorlijke voorzorgen door het ravijn was getrokken, werd de doeson in brand ge stoken. Deze taak, die vrij gevaarlijk was, wijl de achtergeblevene kleine troe penmacht door het ravijn geheel van de hoofd-kolonne afgescheiden werd werd onder de leiding van den luitenant Sirks met tact en spoed volbracht. De kolonne verliet ongeveer tegeu 2 uur Tandjong Tapoes, en kwain tegen 7 uur des avonds weder te Gelong Saktie aau. Bij het voorbijtrekken der versterking te Singa Najikwas de vijand aldaar dadelijk weder begonnen te schieten, en gaf daardoor wel een bewijs van zijne waakzaamheid. De kolonne Grampré Molière ondervond inmiddels, dat het beweren dei- gidsen omtrent den afstand van de doeson Benting onjuist was geweest, of wel dat 7*j niet langs den kortsten weg naar de plaats werd gebracht. Eerst tegen 11 uur werd Pao Lentik bereiktalwaar het hoofd en eenige inwoners aanwezig waren en onderwerping aanboden. Deze doeson, die op eene moeielijk beklimbare hoogte was gelegen, was niet versterkt, doch men bespeurde, dat daarvoor eenige voorbereidende maatregelen ge troffen waren. Na de onderwerping van genoemde plaats werd de tocht naar doeson Benting voortgezet. Omstreeks 2 uur in den middag kwam men te Tebat Salak, en zag van daar de doeson Benting aan de overzijde van een vrij breed en diep ravijn liggen. *De doeson was een weinig versterkt, en allergunstigst voor de verdediging op den rand van het ravijn gelegen, terwijl zij verder aan alle kanten door hoog struikgewas en boschjes omgeven was. Men bespeurde in hare nabijheid eenige vijandendie bij de nadering der kolonne dadelijk begonnen te vuren. Hoewel de kolonne sedert 's morgens onafgebroken had doorgemarscheerd lan^s een zeer moeielijken weg, die met vele ravijnen doorsneden was, kon geeue rust gegeven wordendoch moest, wegens het late uur, terstond tot den aanval worden overgegaan. Daartoe trok de hoofdmachtonder de leiding van kapitein Molière en den luitenant Gaal, tegen de doeson op, terwijl de artillerie en sappeurs met bedekking, onder luitenant llombouts, op een plateau, nabij den bo venrand van het ravijn gelegenopgesteld werden. De achterhoede werd in tweeën verdeeld, en gedeeltelijk met de ambu lance in eene eenigzins omwalde pisangtuin, op de helling van het terrein, en overigens op de helling van de zijde van Tebat Salak geplaatst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 169