187
den uitgesteld, willen wij niet eensklaps en onverwacht voor treurige fei
ten staanwanneer de woeste kreten eener dweepzieke bevolking en de
banieren des opstands, met de halve maan in hare plooien, ons het te laat
verkondigen, of een buitenlandsche vijand ons met het gebulder van zijn
geschut uit den Indischen slaap wekt, en de oogen doet openen voor de
naakte en treurige werkelijkheid.
Wij doen een nederig beroep op de godvruchtige kamerleden, die het
anatheem uitspraken over "het laakbare feit dat men in de troonrede ver
geten had //den zegen des Allerhoogsten in te roepen", en dragen hun,
ter wille van de eerste les van onzen grooten meester //hebt uwen naasten
lief als u zeiven" de bepleiting op van de geneeskundige verpleging van
onzen Indischen soldaat; en is toch maar één geloof, ééne barmhartigheid
en ééne liefde.
Tot nu toe was de ziekenverpleging te velde voor Indië uitsluitend
de zaak des legers, maar zij kan de zaak worden van hen, die thans den
zegen des vredes genietenen met volle teugen de vermakingen des levens
smaken; zij kan de zaak worden van de geheele Indische maatschappij,
wanneer de kolonie door eenen buitenlandschen vijand verontrust wordt,
en de burgerij onder de wapens moet komen tot verdediging dezer streken.
Dat wij het ditmaal niet bij den goeden wil laten; dat de doode en
koude letter daad worde; dat wij niet terugdeinzen voor moeielijkheden
of hinderpalen, die aan iedere belangrijke hervorming in den weg staan;
dat wij ons niet tevreden stellen met lap- en brokwerk; dat wij ons niet
rustig neêrvleien bij halve maatregelen, dat wij ons niet laten verblinden
door het oude kleed met een nieuw overtrek te tooiendat wij ons niet
bepalen tot eenvoudige omwerking, bijvoeging of gedeeltelijke wegneming
van het bestaande, want de Indische saniteit-dienst vordert dringend eene
geheele vernieuwing en verjonging in zijne meest noodige en zwakke deelen.
Deze taak is niet gemakkelijk, en moet niet aan één persoon, aan een'
geleerde in de enge beteekenis des woordsmaar aan eene vereeniging
van practische mannen, met een helder verstand en doorzicht begaafd, en
met een' scheppenden geest bezield, worden opgedragen, daar de naakte
theorie maar al te dikwijls de practijk in den weg staat.
Te recht zegt de maarschalk Dugeaud //dat het niet moeielijk is, de
•/troepen in het vuur te brengenmaar wel ze te onderhouden en te doen
//leven", en welk bevelhebber zou geen prijs stellen op het behoud zijner
soldaten, en van welk nut zal een goed verdedigingsstelsel van Java ons
zijn, wanneer onze troepen, als gevolg van gebrekkige verpleging, door
epidemische ziekten worden weggemaaid P
Vergissen wij ons niet, zoo ligt volgens velen, een goed deel van de