zijn rood gelaat, en penetrante jeneverstank U zeer op uwe hoede doen zijnen hein doen controleeren. Tn waarheidWie moet niet angstig zijn de oppassing van een zwa- ren zieke, in zulke handen over te geven? Toch moet men dit; want, volgaarne erkennende, dat men meerdere brave hospitaalsoldaten kan aanwijzen, die door ijver en goed gedrag zich kenmerken, het grooter deel zijn lieden, zooals ik daareven beschreef. Daarbij komt, dat, pour couronnement de l'édifice, de regeling van dit personeel aan de militaire administratie is opgedragen. Ik spreek hier niet van de vreemde verhouding, dat een militair geneesheer, dien men overigens zoo gaarne als officier beschouwt, ten opzichte van dat geheel en uitsluitend ter zijner beschikking gesteld corps de bevoegdheid van rechtstreeksch gezag mist, b. v. in het kunnen opleggen van straffen. Toch verdient dit punt de aandacht, omdat het zoo noodig gezag van den officier van gezondheid daardoor niet wordt bevorderd. Alleen wensch ik te doen uitkomen, hoezeer de bestaande regeling, gewichtige bezwaren heeft. Dat personeel is in graden verdeeld, en wordt in zekere nume rieke verhouding bij de hospitalen geplaatst. Evenzeer geschiedt de aanvulling bij eventueele vacatures. Zuiver numeriek. Nu sterft een korporaal die kok was, en wordt aangevuld door een korporaal, die elders verban<lm.eester is geweest; welke nadeelen zoo iets inheeftbehoeft geen betoog. Zoo is het niet vreemddat een op passer, die een zwaren zieke verzorgen zal, afgevraagd of hij dit meer gedaan heeft, u antwoordt, dat hij nooit anders als bijkok is geweest, of pas als smid bij de artillerie is afgekeurd! En zeer gewoon isbij plicht verzuim in de verzorging van een zwaren zieke, het beroep van den oppasser op zijn gebrekkig gehoor, gebrekkig gezicht, halve verlamming enz. enz. Men moet dus roeien met de riemen die men heeft. Gelukkig klopt menig soldatenhart warm voor het lijden van zijn lotgenoot, en ieder geneesheer kan getuigenhoezeer vriend- en kameraadschap bij soldaten onderling hem uitstekende diensten bewezen. Tk ken daarvan talrijke voor beelden die boven allen lof verheven zijn. Die diensten zullen immer welkom zijnzoolang aan onze zware zieken het voorrecht is ontzegd, bijgestaan te worden door de vrouw, die, al is zij eene vrouw des volks, hem liefderijk en zorgvol verzorgen zou. llarder nog is het lot van den nieuweling, die zwaar ziek wordt. Hij heeft nog geene vrienden, en mist alle toespraak eu steun. Zie hem aan! hoe spiegelt de stempel van weemoed en lijden zich af op zijn jeugdig gelaat. Wie zal zeggen hoe wellicht een gelukkig vroeger leven in droeve droomenvoorbijgaat in dien peinzenden geest, hoe in zijn gemoed de 206

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 213