DE EXPEDITIE TEGEN DE PASOEMAHLANDEN.
Vervolg van ilz. 168).
De 6U kompagnie van het 10e bataillon trok met de artillerie het eerst het
ravijn door. Daarna zouden de koelies met de sappeurs, onder dekking der
2e kompagnie van het 10e bataillon, volgen.
Toen het echter donker begon te worden, en de vijand eenige geluk
kige schoten gedaan, en daardoor een paar koelies geblesseerd had, ont
stond er een groote schrik onder de achtergebleven koelies, tengevolge
waarvan velen hunne vrachten wegwierpen, en daardoor eene groote ver
warring veroorzaakten, die door de gedachte aan een mogelijken uitval niet
weinig vermeerderd werd.
Met de grootste moeite gelukte het aan de met de bedekking belaste
kompagnie en de sappeurs, om de orde te herstellen, en de koelies met
hunne bevrachting door het ravijn te brengen. Bij het binnenkomen der
talang deden zich nieuwe zwarigheden voor, daar de ingang, welke door
eene smalle bamboezen brug, die over de omringende gracht lag, gevormd
was, in de duisternis zeer moeielijk kou overgetrokken worden.
Tegen 11 uur 's avonds was echter alles binnen de talang.
Gedurende den nacht regende het bijna aanhoudend, en daar de talang
bleek veel te klein te zijn voor de daar binnen verzamelde massa troepen
en koelies, en bovendien nagenoeg geen logies aanbood, zoodat allen in
de kleine binnenruimte als het ware opeengepakt waren, werd het aan
breken van den dageraad met verlangen te gemoet gezien.
IS