218 In den loop van den nacht werden met de mortieren 3 lichtkogels ge worpen, ten einde de beweging van den vijand te kunnen nagaan, terwijl de uitgezette posten van tijd tot tijd een schot losten, om den vijand bezig te houden. -Den 13d™ 's morgens werden met de mortieren nog 15 worpen gedaan, doch het worpvuur der houwitsers, wegens den geringen voorraad grana ten, niet voortgezet. Laatstgenoemde werden evenwel in positie gebracht, om den vijand, wanneer hij mocht ontvluchten, nog eenige kartetsschoten te kunnen na zenden. Inmiddels werd bij de 5e kompagnie van het 10e bataillon op nieuw aan gedrongen op spoedige voldoening aan de order, om het ravijn van de Pematang Liutang over te trekken, en aan de zuidzijde der doeson post Ie vatten; terwijl aan de patrouille Munder nogmaals last werd gegeven, 'die kompagnie te gemoet te gaan, en alzoo hare taak te vergemakkelijken. De pogingen, om in de genoemde rivier eene doorwaadbare plaats te zoeken, werden daarop weder op nieuw aangevangen, en daarbij bleek, dat. de den vorigen dag ontdekte brug door een hevig lilla- en geweervuur uit de versterking beheerscht werd. Buitendien werd eene nagenoeg doorwaadbare plaats gevonden, en men wachtte dus slechts op de komst der pradjoerits, om den overtocht der rivier te bewerkstelligen. Inmiddels had de sergeant van Teijn, die met eene patrouille van" de 4e kompagnie van het 10c bataillon uitgezonden wasaan de-noordzijde der doeson in het ravijn eene beklimbare plaats gevondendie naar zijne meening geheel onbezet was. Het rapport van deze patrouille werd terstond bij den expeditie-kom- mandant overgebracht, die daarop eene versterking van eenige infanteristen, alsmede eenige met bijlen voorziene sappeurs, onder den luitenant Rom- bouts, naar den koinmandant der 4C kompagnie zond, met last, om op de bedoelde plaats eene bestorming te beproeven. Spoedig na de aankomst van deze versterking, ging de kommandant der 4e kompagnie met zijne onderhebbende officieren, luitenant Rombouts, 60 bajonetten en 20 sap peurs op marsch. De weg leidde door het ravijn naar de Pematang Lintang, welke rivier verder gevolgd werd tot bijna aan den voet van de omwalling van de versterking. Aldaar aangekomen, ontwaarde men. dat een zeer steil talud van 6 el hoogte beklommen moest worden, en dat boven op den wal eene ste vige bamboezen palissadeering bestond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 225