223 Verder achterwaarts ontwaarde men de omwalling der doeson, die, naar het scheenmet eene zeer zwakke palissadeering beplant was. Tengevolge van een voorloopig rapport omtrent deze verkenning, dat reeds dadelijk naar het hoofdkwartier verzonden was, met voorstel, om eenen aanval te mogen doen, werd door den expeditie-kommandant gelast, dat de attaque in vereeniging met de 4e kompagnie van het 10e bataillon zou geschieden, en tevens eene versterking van 50 pradjoerits onder lui tenant Munder gezonden. Van dien aanval kwam echter niets, wegens het invallen van den avond, en wijl de verbinding met de kompagnie niet tot stand kwam. Daar de vijand, door de granaatworpen uitgelokt, inmiddels een zeer lievig vuur geopend had, kon de verkenning niet verder voortgezet worden, en moest men terugtrekken naar de plaats, voor het bivouak gekozen, waar zich nu de achtergelaten veldwacht weder bij het overige gedeelte der kompagnie voegde. De 4e kompagnie van het 10° ataillon had in het westwaarts gelegen ravijn eene stelling gevonden, doch kon wegens het moeielijke terrein niet ver genoeg noordwaarts doordringen, om zich met de 2e kompagnie te vereenigen. Dientengevolge keerde de kolonne Munder naar het hoofdkwartier terug. De nacht van den 14d™ op den 15(len werd rustig doorgebracht, hoewel de vijand van tijd tot tijd op onze troepen vuurde. Den volgenden morgen werden de mortieren bij de stelling der le kom pagnie van het garnizoens-bataillon in batterij gesteld, ter vervanging van de houwitsers, waarvan de voorraad granaten nagenoeg geheel verbruikt was. Van tijd tot tijd werd met de mortieien een worp gedaan, tot eindelijk in den namiddag, omstreeks 1 uur, ook de voor deze stukken medegenomen munitie geheel verbruikt was. De granaten hadden echter weinig uitwerking, daar zij, hoewel goed aankomende, waarschijnlijk in de kuilen gesmoord zijn. Dezen dag vertrok een extra-post naar Lahat, den last overbrengende, om den aanwezige voorraad van 90 gevulde granaten voor mortieren ten spoedigste op te zenden. In den loop van den dag gelukte het den luitenant Opschoitens, het zich noordwaarts van de doeson uitstrekkende ravijn door tc komen en alzoo ten noorden van de doeson positie te nemen, waardoor de verbinding tusschen de 2e en 4e kompagnie van het 10e bataillon daargesteld werd. Middelerwijl was een meer gedetailleerd rapport der verkenning, welke den vorigen dag door den koinmandant der 2e kompagnie van het 10e ba taillon verricht was, bij den expeditie-kommandant ontvangen, en nadat nader O O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 230