224
nog vernomen was, dat in de oostzijde der doeson een ingang moest zijn,
werd de last uitgevaardigd, om aldaar den volgenden dag onder komtnando
van den kapitein van Krieken een storm te beproevenwaartoe aan de op
dat punt gelegerde kompaguie eene versterking zon worden gezonden van
20 fuseliers en 20 pradjoerits onder luitenant Munder, een detachement
sappeurs met twee ladders en eene brug onder luitenant Rombouts, bene
vens een houwitser met kartetsen en de noodige bediening.
Verder werd bepaald, dat van uit het hoofdkwartier tegelijkertijd een
aanval op de zuidzijde der doeson zou worden gedaan, ten einde daardoor
de aandacht van den verdediger af te leiden en te verdeelen.
Deze aanvallen zouden tegen het aanbreken van den dag plaats vinden,
terwijl het kartetsvuur bij de 2e kompagnie van het 10e bataillon daartoe
het sein zoude geven.
De kartetsen moesten, bij gebrek aan andere munitie, waarschijnlijk
alleen dienen, om dit aanvalssein te geven, en misschien ook om den
vijand schrik aan te jagen, daar anders haar gebruik bij eene bestorming
eener versterking inoeielijk verklaard kan worden; te meer, daar de hou
witsers in dit geval niet zoo dicht bij de versterking opgesteld konden
worden als bij Penandingan het geval waswaar ze nagenoeg voor eene
opening in den hoofdingang stonden.
De brug en ladders werden in den loop van den 152el' in het hoofd
kwartier aangemaakt, doch noch den kommandant der sappeurs, noch dien
der artilleristen, welke bij de stormkolonne ingedeeld waren, werd gele
genheid gegeven, om het terrein, waarop de aanval zou geschieden, te
verkennen.
Des avonds om 6 uur vertrok de voor de bestorming bestemde verster
king uit het hoofdkwartier, doch zij kwam, ten gevolge van den moeie-
lijken weg, die door de sawahs gevolgd moest worden, en van de duis
ternis, eerst om 10 uur ter bestemde plaatse aan.
Des nachts bespeurde mendat de vijand met licht aan de zijde der
versterking, waarop de aanval zoude plaats vinden, arbeidde, waaruit men
dus mocht opmaken, dat hij op eene bestorming was voorbereid, 's Mor
gens omstreeks 4 uur begon men reeds met de voorbereidende maatregelen
voor den storm, door een 1 Stal manschappeu zoo ver mogelijk naar de
doeson vooruit te schuiven, terwijl de brug, op aanwijzing van den kapi
tein van Krieken, doch buiten medeweten van den kommandant der sap
peurs, over de onderstelde gracht gelegd werd.
Ook moesten de ladders, die des nachts bij het transport gebroken
waren, weder in orde gebracht worden.
Nadat dit alles geschied was, werd de last gegeven, dat de overige