226
Het vuur des vijands werd nu weder met alle hevigheid op de 2e kom-
pagnie gericht, en spoedig waren de luitenant Rombouts en 8 man, die
pogingen in het werk stelden om de brug naar de gracht te brengen, gewond.
Daar, zoo als reeds gezegd werd, vele manschappen achtergebleven waren,
bestond de eigenlijke stormkolonne der 2e kompagnie bij den opmarsch uit
niet veel meer dan 25 manzoodat door de geleden verliezen aan geene
verdere bestorming kon gedacht worden en de aanvallers op nieuw achter
de takkebossen moesten terugtrekken.
De kapitein van Krieken rukte echter nogmaals met eenige manschap
pen in eene andere richting voorwaarts, hopende eene goede plaats te vin
den om de doeson binnen te dringen of den vijand nadeel te kunnen
toebrengen, doch te vergeefs. Nadat de luitenant Meijer, 2 inlandsche
militairen en 1 Europeesch sappeur verwond waren, moest hij vau
dit voornemen afzien.
Tot ongeveer 10.V uur bleef de 2e .kompagnie in hare positie nabij de
doeson stand houdenvele der aldaar aanwezige manschappen gaven daarbij
blijken van grooten moeden moesten herhaaldelijk van het noodeloos
voorwaarts dringen teruggehouden worden.
Er werden nog eenige manschappen geblesseerdzoodat het geheel aan
tal geblesseerden, bij den aanval op Moenter Alamtot 2 officieren, 11
Europesche en 11 inlandsche militairen, alsmede 5 pradjoerits, klom, ter
wijl 1 pradjoerit sneuvelde.
Qm 10V uur werd de order ontvangen om terug te trekken, en de
stelling in het bivouak weder ingenomen.
De stormkolonne van het hoofdkwartier, die eigen tl ijk slechts een schijn-
aanval had gedaan, trok eveneens terug, en de dag werd verder rustig
doorgebracht.
Had Penandingan bewezen, welke nadeelige gevolgen een aanval zonder
voorafgaande verkenning kon hebben, de bestormingen van Kotta Agong
en van Moenter Alam, vooral die van laatstgenoemde plaats, toonden aan,
dat het niet voldoende is eene verkenning te maken, maar dat men ook
op de juistheid der daaromtrent uitgebrachte rapporten moet kunnen afgaan.
De expeditie-kommandant had bij deze beide gelegenheden verzuimd,
zich persoonlijk van die juistheid te overtuigen, en de opname van Moen
ter Alam na den val bewees maar al te goed, hoe onnauwkeurig de ver
kenning, waarop de zooeven verhaalde storm volgde, verricht was.
In den namiddag werd het bericht ontvangen, dat de bamboezen brug
te Arahan Tiga door eene bandjer weggeslagen was, waarop het noodige
verricht werd, om haar weder te herstellen. Hierdoor werd echter het
transport der gewonden vertraagd. Yerder werden in den loop van dezen