227 dag eenige koeboeans of wijkplaatsen des vijands in het gebergte door eene patrouille pradjoerits gevonden en verbrand. Des avonds werden een paar lichtkogels in de doesou geworpen, die echter geene uitwerking hadden, en waarschijnlijk gesmoord zijn. Den 17^en Mei gebeurde er niets bijzonders; men begon op dien dag het bivouak der 2^ koinpagnie van het I0e bataillon, dat zeer dicht bij de doe sou gelegen was, te versterken, door het met eenc palissadeering te omgeven. Dit denkbeeld werd langzamerhand uitgebreid, en leidde tot de uitvoe ring van een ander plan, n. 1. rondom de geheele versterking eene bam boezen palissadeering te plaatsen, en de sterkte alzoo voor den toevoer van vivres, munitie, enz. totaal af te sluiten. Deze palissadeering liep van het bivouak der 2U kompagnie van het 10e bataillon in nage.ioeg evenwijdige richting met de noordelijke face der doeson, en op 150 pas daarvan verwijderd, tot aan den rand van het westelijk ravijn. Verder strekte zij zich van genoemd bivouak in zui delijke richting, volgens eene naar den toestand van het terrein gebroken lijnnaar het bivouak der le kompagnie van het garnizoens-bataillon uit, en omgaf daarna het geheele hoofdkwartier, zoodat zij ook, aan de zuid zijde, aan het westelijke ravijn aansloot. Bij de 4e kompagnie van het 10u bataillon, die in dit ravijn stond, en waar het plaatsen van eene palissadeering moeielijk ging, werden de wegen of paden, langs welke de vijand zou kunnen ontvluchten, met randjoes en verhakkingen versperd. In den avond van dezen dag kwam de bestelde voorraad granaten van Lahat aan, en begon men dadelijk inet het bewerpen van de doeson, waarmede men den volgenden dag voortging, totdat des avonds de voor raad granatin weder nagenoeg uitgeput was; eene nieuwe toezending van Tebing Tinggi, die reeds gelast was, moest dus afgewacht worden. Vele der geworpen granaten sprongen niet, hoewel men de buis zag branden. Aanvankelijk schreef men dit toe aan slechte confectie der mu nitie, doch later bleek, dat het meer een gevolg was van het smoren der projectilen in de binnen de doeson daarvoor gegraven kuilen. Den 20steu Mei werden de gewonden, onder een behoorlijk geleide, naar het hospitaal te Moeara Doea getransporteerd. Het uitbreiden der palissadeering, waarmede men den 17tleu t. v. be gonnen was, werd steeds voortgezet, on kostte, even als de verkenningen, die voortdurend in den omtrek der doeson gedaan werden, van tijd tot tijd eenige geblesseerden. Ook trachtte men den watertoevoer naar de doeson af te snijden door het afd unmen en verleggen der derwaarts loopende leidingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 234