229
nog ruim van vivres voorzien waren en slechts onbeduidende verliezen ge
leden hadden, terwijl daarentegen de aanvallers de insluiting nog niet eens
geheel voltooid haddenen bij eene bestorming met vrij zware verliezen
afgeslagen waren.
De sommatie was dan ook van de zijde van den aanvaller eenigzins
voorbarig.Meer bevreemding zal het echter nog baren, dat het antwoord
der aan-vaüers op de sommatie in ernstige overweging werd genomen.
Evenwel geschiedde dit. De expeditie-kommandant riep de in het hoofd
kwartier aanwezige kapiteins bij elkander, om hunne opinie daaromtrent
in te winnen.
Algemeen waren die kapiteins van meening, dat het voorstel van den
vijand kon worden aangenomenen zulks omdat de inlijving der Pasoe-
mahlanden het hoofddoel der expeditie was, en men door den val van de
doeson Moenter Alam de onderwerping der overige weerspannige doesons
kon verwachten. De expeditie-kommandant kon zich met deze beschou
wingen geheel vereenigenen alzoo werd beslotendat de pangeran van
Kebon Djatti den volgenden morgen weder naar de versterking zoude
gaan, om de onderhandelingen voort te zetten.
De overweging, waarop men vermeende te moeten adviseeren den verde
digers gewapenden uittocht toe te staan, had echter, naar ons inzien, juist
moeten leiden om dat advies te verwerpen. Immers omdat de inlijving
der Pasoemahlanden het doel der expeditie was, en omdat van den val
van Moenter Alam de onderwerping van de geheele bevolking afhankelijk
kon zijn, moest, om dien val te bewerken, al wat naar zwakheid of toe
gevendheid gelijken konachterwege blijven.
Zoo de moedige verdedigers van Moenter Alam, die zeker reeds eenen
goeden naam ouder hunne landgeuooten hadden verworven, omdat zij eene
zoo groote troepenmacht zoolang wederstand boden, gewapend onder het
gezicht onzer troepen waren uitgetrokken, dan zouden zij stellig nog meer
in de achting van hun volk gerezen zijn, en wanneer zij dan in eene
volgende versterking op nieuw als verdedigers opgetreden warenzouden
alle andere vijandelijke doesons, door hun gedrag en voorbeeld, niet wei
nig aangemoedigd zijn.
Het toestaan der door de verdedigers gestelde voorwaarden, zou dus
de kracht des vijands eerder versterkt en zeker niet gefnuikt hebben.
Het was dan ook zeer gelukkig, dat de verdedigers, waarschijnlijk door
onze aarzeling aangemoedigd, den volgenden dag van hun besluit terug
kwamen en van geene onderhandelingen meer weten wilden.
Den 30stcn Mei werd eene poging in het werk gesteld, om de bij de
Endikat gelegen doeson Sarang Dalo, waarin de vrouwen en kinderen