232
Ook trachtte men door het plaatsen van posten in boomen, van waar
men in de doesou kon zienden vijand afbreuk te doen, doch daar hij trouw
onder zijne blindeeringen bleef schuilen, gaf dit slechts weinig.
De vijand verontrustte slechts zelden de werkzaamheden aan het ver
plaatsen dezer palissadeering, welke des nachts plaats vonden.
In den loop van den llden Vond luitenant Opscholtens in de nabijheid
der versterking weder een afgedamd waterreservoir, dat hij door het op
ruimen der plank, welke het afsloot, leeg deed loopen.
In den nacht van den lfden op den 12den Juni, omstreeks 1 uur, werd
de postenketen aan de noordzijde (luitenant Opscholtens) plotseling gealar
meerd, doordien de vijand eeuige huizen in de doeson in brand stak, en
vervolgens met een luid geschreeuw in twee ploegenelk naar gissing
ongeveer 50 man sterk, onder een hevig geweervuur en met gevelden
lans op den rechter- en linkervleugel der linie aanviel. Niettegenstaande
de verschillende posten der linie slechts uit drie man bestonden, en de
vijand hen met groote overmacht aanviel, hielden onze manschappen be
hoorlijk standdoch konden niet belettendat de aanvallers door de pos
tenketen heendrongen.
Onmiddellijk na het vernemen van het alarm van den aanval des vijands
kwam de kapitein Benschop, van de 4e kompaguie van het 10° bataillon, den
post Opscholtens met eenige manschappen versterken, terwijl laatstgenoemde
zorg droeg, dat ook de direct aangevallen vleugels versterking bekwamen.
De vijand hield, na door de postenketen heengedrongen te zijnnog
eenige oogenblikken standopende nogmaals zijn geweervuur, en trok ver
volgens voor goed af.
Daar de aanwezige macht te gering was, en wegens de duisternis van
van den nacht, kon niet aan eene onmiddellijke vervolging gedacht worden.
De luitenant Opscholtens ging echter dadelijk, nadat de vijand afge
trokken was, met 8 man op de versterking aan, kwain met behulp van een
ladder over de gracht en de palissadeering daarbinnenen vond de doeson
geheel verlaten.
Vermits verscheiden huizen in brand stonden, kon men de versterking
des nacht niet binnentrekken, daar men vreesde, dat enkele daarin ge
worpen doch niet gesprongen granatendoor den brand ontploffen zouden
en schade konden veroorzaken.
Alle troepen bleven dan ook 's nachts hunne stellingen bezetten.
Met het aanbreken vSn den dag begon men terstond de omstreken van
Moenter Alam te onderzoeken, of zich daarin ook gevluchte verdedigers
bevonden. Men vond in het ravijn 9 lijken, en ontmoette een viertal ge
wapende Pasoemahers, die in de woede der vervolging afgemaakt werden.