250 Den 26sten legden de onderworpen hoofden, op de vlakte van Penati- dinganden eed van trouw aan het gouvernement af. Allen waren tegen woordig, met uitzondering der pangeraus van Sawah BatoeanTandjong Tapoes en Karaug Ualo. Op verzoek van de bevolking van laatstgenoemde plaatsdie in onder werping wilde blijven, terwijl hun hoofd hen steeds tot verzet aanspoorde, werd deze ontslagen, en het hoofd van Benoea Kling in zijne plaats tot hoofd-Pasirah benoemd. Den 26sten vertrok van Gelong Saktie eene koloune, sterk 250 bajo netten en samengesteld uit een gedeelte van het 10e en van het gar- nizoens-bataillon, onder de bevelen van den majoor Wiegand, ten einde de Pasoemah Oeloe Manna en Oeloe Lintang te bezoeken. De resident vergezelde deze kolonne, ten einde de inlijving der be zochte landschappen te bewerkstelligen. De kolonne nam haren weg over Pagger Dim, langs de zuidelijke hellingen van.de Dempo, en be'reikte den Tandjong Agong in het landschap Oeloe Manna. Hier bleef men den 29sten en 30sten, en bezocht van daaruit eenige in den omtrek gelegen doesons. Den 30sten legden de hoofden der Oeloe Manna den eed van trouw in de doeson Tandjong Agong af. De bevolking der bezochte streken deed bovendien overal blijkenons genegen te zijn. Den lsten Juli keerde de kolonne langs het vroeger gevolgde pad tot Goeroeng Agong (Pasoemah Debar) terug, en zette vervolgens haren tocht, langs de zuidelijke hellingen van den Dempo, naar Pagger Dewa (Oeloe Lintang) voort, welke plaats men den 2den reeds bereikte, en alwaar men tot den 5deQ tot regeling der politieke aangelegenheden en het afnemen van den eed der hoofden verbleef. Den 6dcn werd de terugtocht naar Gelong Saktie aangenomen, alwaar men den 7clen aankwam. Deze tocht, die, tengevolge van het zeer geaccidenteerde terrein, dat men te doorloopen had, met vele moeielijkheden gepaard ging, liep zonder eenige vijandelijke ontmoeting af. Te Gelong Saktie en te Talang Pandang Was middelerwijl ook niets bijzonders gebeurd. Van uit eerstgenoemde plaats waren dagelijks pa trouilles gezonden, die de verschillende doesons bezochten, overal de be volking rustig vonden en geene versterkingen meer aantroffen. De hoofden boden zich ook allen aan voor de levering van materialen voor de op te richten versterking nabij Bandar, met uitzondering van den pangeran van Perdipo, die voorgaf, door ziekte verhinderd te zijn om de vergadering, waarin deze zaak besproken werd, bij te wonen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 257