254 Deze patrouille kostte ons eenige vermiste en een paar geblesseerde in- laudsche fuseliers. Inmiddels was, zooals later blijken zal, de doeson Tebat Seroet aan den linkeroever der Lematang door den vijand versterkt en door de onzen belegerd geworden. Dientengevolge werd aan den kommandant te Tandjong Raman den last gezonden, met zijne troepen naar Gelong Saktie terug te trekken. De kapitein Benschop vermeende echter de bij Gedong Agong geleden ne derlaag te moeten wreken, en achtte den stand van zaken van dien aard, dat hij zijnen post niet clan in dringende noodzakelijkheid mocht verlaten. Hij gaf alzoo, onder mededeeling van het gebeurde te Gedong Agong,— waarmede men in het hoofdkwartier nog niet bekend was, aan den expeditie-kommandant in overweging, hem voorloopig te Tandjong Raman te laten verblijven; doch toen desniettegenstaande de order, om naar Ge- long. Saktie op te rukken, herhaald werd, werd onmiddellijk een aanvang met den tocht derwaarts gemaakt. Daartoe moesten echter eerst de vivres naar Bandar getransporteerd wordenhetgeen door gebrek aan koelies slechts langzaam kon geschieden. Dientengevolge kon men eerst in den middag van den 16deu van Tandjong Raman vertrekken, en kwam men, 11a bij den overgang der Endikatrivieren gedurende het nachtverblijf te Bandar her haaldelijk door den vijand beschoten te zijn geweestden 17<lea des namiddags in het hoofdkwartier te Gelong Saktie aan. Aan den linkeroever der Lematang hadden de zaken inmiddels eene aller ongunstigste wending genomen. Den 5deD Augustus ontving de expeditie-kommandant te Gelong Saktie het bericht, dat zekere toean Paradipo uit de Seinend0 in de Pasoemah was aangekomen, en dat hem een feest zou worden aangeboden. Deze toean Paradipo was een zwager van den pangeran van Padjar Boel an, een hoofd, dat steeds het vertrouwen van ons bestuur genoten haddcch daar van op de schandelijkste wijze misbruik gemaakt heeft. Reeds den 23stea Juli had dit hoofd aan den resident kennis gegeven, dat zijn zwager Palarang, of de zoogenaamde Paradipo, die ongeveer 10 jaren geleden het land verlaten en zich met der woon in de Semendoe Oeloe gevestigd had, weder wenschte terug te keeren, en dat het volk hem alsdan een verzoeningsfeest zoude aanbieden. Daar toean Paradipo een zeer godsdienstig man was, en zijn vaderland wegens de toenemende zedeloosheid verlaten had, stelde hij daarbij voor, diens invloed aan te wenden, om een verzoenenden geest tusschen het gouvernement en de Pasoemahers op te wekken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 261