259
kapt werd, door zware palissadeeringen gesloten was. Voor de zuidzijde
bevinden zich eenige uitgedroogde vijvertjes.
Toen de majoor Peereboom met zijne troepen noordoostwaarts der ver
sterking aangekomen wasvernam hij van den kapitein van Krieken die
reeds begonnen was met het verkennen der oostelijke face van de doe-
son, en bij den uitgang in de noordzijde een post opgesteld had, dat
de plaats goed gesloten en verzekerd was. Hij gaf genoemden kapitein
last positie te nemen aan de zuidzijde, ongeveer ter plaatse waar vroeger
eene opening in de bamboedoeriehaag gekapt was.
De houwitser, die inmiddels ook aangekomen was, werd op het bo
venbedoelde plateau opgestelden deed van daar eenige zeer gelukkige
worpen, waarvan men echter de uitwerking niet kon nagaan. Daarna
werd de houwitser verplaatst in het verlengde der zuiderface, waar weder
eenige juiste worpen gedaan werden, zonder dat echter de bezetting
daardoor aan het wankelen werd gebracht.
Daar- men te weinig troepen beschikbaar had om de geheele doeson
in te sluiten, werden, na eene verkenning der doeson, alleen de voor
naamste punten bezet. Daartoe bleef de kapitein van Krieken met de 5e
kompagnie van het 10e bataillon aan de zuidzijde geposteerd, terwijl
luitenant van der Schalk met een detachement aan de overzijde van het
westwaarts gelegen ravijn opgesteld werd. De overige troepen, waaronder
21 Europeanen van de 6e kompagnie, die in den loop van den avond
van Moeara Doea arriveerdenbetrokken het bivouak op het oostwaarts
gelegen plateau. Eindelijk werd nog een post met tirailleurlinie naar
de zijde der Lematangrivier in observatie opgesteld, daar volgens mede-
deeling van den depatie van Moeara Doea, de toean Paradipo van die
zijde met eene groote bende kwam opdagen.
Het vuur des vijands was gedurende den loop van den dag zeer
hevig geweest; de nacht ging echter rustig voorbij. Men ontwaarde dat
de vijand voortdurend arbeidde aan de versterking; echter is ons niet
geblekendat men iets gedaan heeft om dit tegen te gaan.
De bezetting van Gelong Saktie werd dien nacht gealarmeerd, daar de
vijand de derde kampong der doesondie niet door ons bezet was, in brand
stak. Men nam nog deuzelfden nacht en verder in den loop van den volgen
den dag veiligheidsmaatregelen door het afnemen der daken van de huizen in
de tweede kampong, waarbij de werkers door den vijand beschoten werden.
Den 14ieI1 's morgens werd den kapitein van Heijningen, die voor Te-
bat Seroet lag, opgedragen, aan den rand van het ravijn, noordwaarts
van de doeson, stelling te nemen, en te trachten, zich van daar met den
luitenant van der Schalk, die oostwaarts in het ravijn stond, in gemeen-