schap te stellen. De laatste was echter kort te voren in den rug der positie van Krieken gezien, en het bleek nu, dat hij de hem aangewezen stelling westwaarts van de doeson nog niet had kunnen bereikendaar hij gestuit was op het ondoordringbaar bosch en struikgewas, en op de beide in het ravijn stroomende rivieren, de Selangis en de Dendan. De westzijde van de doeson was dus nog geheel opengebleven, en de vijand had daar van gebruikt gemaakt om van dien kant met een driehonderdtal gewapenden binnen te dringen. De kolonne van der Schalk en eene patrouille, die ter ver kenning naar de overzijde van het ravijn gezonden was, hadden dezen vijande lijken troep ontmoet, doch wegens hare geringe getalsterkte moeten wijken. De kommandant had inmiddels met eene patrouille eene verkenning ge maakt, en de in het noordelijke gedeelte van de doeson gelegen waterplaats ontdekt, welke hij vermeende door een coup-de-main te kunnen nemen. "Van het voornemen, om dit te doen, werd hij door den aantocht van den vijand teruggehouden. Ook de kapitein van Heijningen had van de noord zijde de waterplaats verkend. ^t)e artillerie had dien dag een 72tal granaatworpen gedaan, waarvan 68 in de versterking terechtgekomen waren, zonder dat men echter de uitwerking daarvan kon bespeuren. Daar nog steeds geen genoegzaam aantal troepen beschikbaar waskon men de insluiting niet verder voltooien. De nacht van den 14d™ op den 15d<« ging in het bivouak voor Tebat Seroet weder rustig voorbijterwijl de vijand druk aan zijne versterking arbeidde, hetgeen hem nog maar steeds niet belet werd. Des morgens bij liet aanbreken' van den dageraad, beproefde men een vergeefschen aanval op de versterking, en wel aan de noordzijde, onge veer ter hoogte van de waterplaats. De kapitein van Krieken en de luitenant Krakdie daarbij respective ly aan de zuid- en noordzijde tot bij de palissadeering genaderd waren, rapporteerden, dat die zeer zwaar en onbeklimbaar was. Na aankomst van 50 man en eenige munitie voor den houwitser van Lahatdeed kapitein van Heijningen nogmaals eene verkenning naar de noordzijde der doeson, en vermeende toen eene plaats gevonden te heb ben, waar het binnendringen der versterking mogelijk zoude zijn. Men besloot dus een storm te wagen, waartoe kapitein van Heijningen, die reeds bij eene der verkenningen eene schampschot aan den voet bekomen had, zou trachten op de door hem gevonden plaats binnen te dringen, terwijl kapitein van Krieken den vijand aan de zuidzijde zoude bezig houden. De houwitsers bereidden dezen storm voor door eenige granaatworpen, welke brand in de doeson deden ontstaan. 260

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 267