261 De stormers stieten echter bij den aanval op eene grachtdie men eerst nu voor de palissadeering ontwaarde, en de storm misluktegedeeltelijk door dien geen genoegzaam aantal troepen aanwezig was, en gedeeltelijk om dat de manschappen;, door het herhaalde vergeefsche stormen ontmoedigd, niet genoeg opdrongen. De troepen keerden na afloop van den storm naar hunne standplaatsen terug. Luitenant Krak en S Europesche en inlaud- sche militairen werden bij dezen storm geblesseerd. Het mislukken van dezen storm moet alweder aan eene minder nauw keurige verkenning toegeschreven worden. Was deze met zorg verricht, dan had men vooraf gewetendat vóór de palissadeering eene gracht wras, en den storm niet gewaagd, of althans daarbij maatregelen genomen om de gracht over te kunnen trekken. Hoewel het algemeen gedrag onzer troepen bij dezen storm juist niet loffelijk schijnt geweest te zijnkan het echter wel geeue verwondering baren, dat zij door de herhaaldelijk geleden verliezen ontmoedigd werden. Vroeger, vooral bij Penandingan, hadden zij bewezen, dat het hun in geenen deele aan moed ontbrak, maar reeds daar waren het, door omstan digheden buiten hunne macht en hunnen wil, steeds vergeefsche stormen en daarop gevolgde ontmoedigende terugtochten geweest. Het nadeel, ontstaan door al die vergeefsche stormen, weegt bijna zwaarder dan de noodelooze verliezen die er door geleden werden. Des middags arriveerde de houwitser met munitie van Bandar, onder bedekking van een detachement, dat bij het overtrekken der Lematang bij Singa Najik vrij hevig beschoten was. Gelukkig dat mendoor het zenden eener patrouille van Gelong Saktie naar die plaatsden rivierover gang verzekerd had. In den nacht van den 15den werd de bezetting van Gelong Saktie weder door den vijand gealarmeerd. In het bivouak voor Tebat Seroet ging die rustig voorbij. De berichten omtrent den opstand werden echter niet gunstiger, daar men nu ook vernam, dat de Goemaij Oeloe neiging betoonde, om met de Pasoemahers gemeene zaak te maken, en dat het hoofd der doeson Moeara Doea niet meer te vertrouwen was. Den 16den Augustus gelukte het den luitenant van der Schalk, zich met kapitein van Krieken in verbinding te stellen. De insluiting der ver sterking had echter door gebrek aan troepen nog niet veel te beteekenen, zoodat den 17den weder een tal van opstandelingen binnen de verster king drong. Den 18den vertrok de 4e kompagnie van het 10e bataillon, die inmid dels te Gelong Saktie aangekomen was, naar de doeson Padjar Boelan en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 268