276
van een oorlogvoerend leger zoeken in kisten met geneesmiddelenen
verkeerd geplaatste, kortzichtige zuinigheid den boventoon heeft, zoo lang
men jeugdige, soms onervaren geneesheeren de macht toekent hunne lijders
ader te laten, braak- en purgeermiddelen toe te dienen naar hartelust, maar
diezelfde geneesheeren de bevoegdheid onthoudt, met ruime en kwistige
hand uitgezochte spijzen en dranken te verstrekken, zoo lang zal elke
door ons te ondernemen veldtocht voor ons leger blijven eene bron van
ziekte en ellende, die menig braaf soldaat een roemloozen dood doet ster
ven, of hem voor altijd ongeschikt maakt te dienen, en hem dan ten
laste brengt van den staat.
Ondervinding, wetenschappelijk onderzoek en smaak leeren ons de ver
teerbare en voedzame stoffen of daaraan rijke mengsels uit het natuurrijk
kennen, die wij als spijs en drank in verschillende, soms ook op empirie
gegronde, samenstellingen door den mond aan het organismes toevoeren;
in deze voedingsmiddelen zijn de enkelvoudige voedingsstoffen bevat, die
in het spijsverteringskanaal uitgetrokken en aan de sappen toegevoerd
worden. Naarmate het materiaalwaaruit de enkelvoudige voedingsstoffen
getrokken worden, ruwer is, zal het uittrekken van de benoodigde hoeveel
heid moeielijker zijn en meer voedsel moeten toegevoerd worden, daar nimmer
alle deelen van het ingebrachte voedsel in het darmkanaal in een voor de
opslorping geschikten toestand geraken, zelfs niet onder de gunstigste
voorwaarden. Overmaat van voedsel is ook bij de meest deugdelijke voeding
noodzakelijk, ti moet stijgen naarmate het toegevoerde materiaal ruwer,
minder verteerbaar, en de stofwisseling levendiger is; het is dus niet
voldoende, dat de soldaat óp het oorlogsterrein eene bepaalde gewichts-
hoeveelheid voedingsmiddelen ontvangt, die de gevorderde enkelvoudige
voedingsstoffen bevatten, ze moeten hem onder een'vorm worden toegediend,
die ze gemakkelijk verteerbaar en smakelijk maakt, en verder de noodige
afwisseling aanbieden; want het oude Ifollandsche spreekwoord "verande-
»ring van spijs doet eten", is ook in zijne meer beperkte beteekenis waar,
en Magendie zegt uitdrukkelijk: "dat de voeding lijdt, wanneer de voed-
"sels te eentoonig zijn."
Als een bewijs, hoe weinig begrip onze soldaten van eene krachtige
voeding hebben, diene het feit, dat dagelijks de lijders in de hospitalen
ons "een of ander versterkend voedsel" verzoekenen zoo men hun dan
vraagt, waarnaar ze wel verlangen, kan men zeker zijn, in negen van de
tien gevallen ten antwoord te krijgen: "een aardappeltje, doctor"; in dit
antwoord ligt opgesloten, dat de meeste onzer soldaten een voedingsmid
del, waarvan de voedingswaarde zeer gering is, het moge dan voor de
Hollanders een nationaal voedsel zijn, al zeer hoog aanslaan, en wellicht