287 omstandigheid dadelijk zijne bezwaren in en gaf te kennendat het naar zijne meening wel niet in de bedoeling kon hebben gelegen om een zoo betrekkelijk groot aantal inlandsehe officieren te blijven behouden bij een garnizoens-bataillondat zoovele afgelegen posten teldeen waarbij de in landsehe luitenant minder bruikbaar was, vooral ook door zijn gemis aan administrative kennis. Dit leidde in 1855 tot een voorstel van het legerbestuur, om die 8 plaatsen te doen vervullen door Europesche officieren, welk voorstel door de regeering ondersteund werd. De minister van koloniën echter gaf wèl toe, dat er aan de vervulling van officiersplaatsen door Inlanders veel bezwaren verbonden warendoch beaamde niet de onmogelijkheid, om op Sumatra acht inlandsehe officieren naar behooren in te deelenterwijl bovendien die voorgenomen vervanging het reeds bestaand incompleet aan Europesche officieren nog zou doen stij gen. De vergunning werd echter verleendom later op dat voorstel te rug te komen. In 1857 verdwijnen dan ook. die 8 inlandsehe luitenants uit de forma tie, ter gelegenheid van de oprichting van het 17e bataillon infanterie. Alleen bij het garnizoens-bataillon der stad Batavia bleven ze dus nog behouden, ten getale van 12. De positie der nog in het leger dienende inlandsehe officieren werd in 1863 aanmerkelijk verbeterd, daar toen bepaald werd, dat het trac- tement der inlandsehe 2e en le luitenants verhoogd werd op 100, en 125,— 'smaands, met eene 5-jaarlijksche verhooging van f 20, 's maands voor de le luitenants, tot dat zij het tractement zouden bereikt hebben van hunne Europesche ranggenooten terwijl hun bovendien, in 1864, gelijke indemniteit van huishuur als aan deze werd toegekend. Door die tracte>nentsvzrhooging was het echter niet alleen noodig ge worden ook hunne pensioensTzgelms* te wijzigenmaar tevens omna de opheffing van het garnizoens-bataillon van Batavia Juli 1863 de daartoe behoord hebbende inlandsehe le luitenants, J. Rakarias, A. Meijer, D. Patie en Sabang, eene andere bestemming te geven. Wel waren er, met het oog op hun méér dan 25jarigen diensttijd voor stellen aanhangig om hen te pensioneerendoch uit overweging dat het hard zoude zijn, hen nu juist liet leger te doen verlaten nu hun pensioen zoude verhoogd worden, zag men daarvan voorloopig af. Rakarias werd daarop overgeplaatst naar Sumatra's Westkust, en de overige drie bij de subsistentenkaders op Java. In het geheel waren er toen nog elf inlandsehe officieren in het leger, waaronder zeven 2e luitenants.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 294