288
Tn 1864 werd echter een zestal voor bevordering tot len luitenant voor
gedragen.
Na daartoe bekomen koninklijke magtiehingdie vereischt werd, daar
de formatie geen inlandsche D luitenants telde,had die bevordering
in 1865 plaats.
In het betrekkelijk besluit werd echter vermelddat de minister wenschte,
aan het inlandsch element zooveel mogelijk uitbreiding te geven, en
werden daarop, ten einde nu ia te gaan, in hoeverre het denkbeeld
des ministers voor verwezenlijking vatbaar was, de kommandanten der ver
schillende afdeelingengewestenwapens en korpsen uitgenoodigdhun
advies ter zake uit te brengen, en mede te doelen, hoe vele hunner
onderhebbeiide inlandsche onder-officieren en korporaals door hen geacht
werden in aanmerking te kunnen komen tot opleiding voor den offi
ciersrang.
De uitslag van dit onderzoek was allertreurigst, en wees aan, dat van
de 1200 mail inlandsche kader, slechts 8 onderofficieren en 7 korporaals
bij énorme krachtsinspanning en onder speciale leiding, na verloop van
jaren wellicht het examen voor officier der infanterie zouden kunnen af
leggen.
Al de gehoorde rapporteurs beaamden dan ook ten slottedat het denk
beeld van den minister voor het tegenwoordige onuitvoerbaar, en voor
den vervolge zelfs onraadzaam was te achten, tenzij eene tot dus verre nog
geheel ontbrekende volksbeschaving het inlandsch element op een hooger
standpunt plaatsenen eene hoogst wenschelijke verbetering in het alge
meen daarstellen zoude.
Ook wij zijn het gevoelen toegedaan, dat het voor het oogenblik weinig
aanbeveling verdient, om veel inlandsche officieren bij het Indisch leger
aan te stellen.
Wij twijfelen in geenen deele aan hunnen moedvelen hebben zich reeds
te velde als dappere officieren doen kennenook niet aan hunne trouw
aan ons bestuur, waut er is toch nog geen voorbeeld bekend, dat een
inlandsch officier zijn vaandel ontrouw werd.
Maar, over 't algemeen, achten wij ze nog niet genoegzaam ontwikkeld,
om in alle opzichten naar belmoren als officier, dat is: als leidsman en
vormer van den soldaat (dus ook van den Europesehen) op te treden.
En, eene benoeming van inlandsche officieren, met den luitenantsrang
als baton de maréchaV gelijk tot dusverre geschiedde, achten wij kwet
send ^voor hun gevoel van eigenwaarde; vooral als zij, gelijk reeds meer
malen plaats vondop reeds gevorderden leeftijdde bevelen moeten op-