298
wang, die ook op liet feest van den 8sten Juli vertegenwoordigd was, zich
na liet gebeurde rustig zoude houden.
Bovendien moesten altijd nog vele patrouilles gemaakt worden en was
eene groote troepenmacht, wanneer weder doesons belegerd en ingesloten
moesten wordendringend noodig.
Reeds dadelijk 11a de ontvangst der eerste berichten omtrent het uit
breken van den opstand, was aan de 3e kompagnie van het 10e bataillon
(kapitein du Puy de Montbrun), welke in het garnizoen te Meester-
Cornelis achtergebleven was, versterkt met 100 bajonetten, en waaraan
een detachement artilleristen tot bediening van twee berghouwitsers onder
kommando vau den 2e" luitenant der artillerie Kolsch, alsmede eenig hos
pitaal-personeel en de officier van gezondheid der 2e klasse v. d. Leeuw was
toegevoegdlast gegevenom over Palembang naar de Pasoemahlanden op
te rukken. Tevens werd den kolonel der infanterie Jalink, aan wien de
luitenant der infanterie Verspijek en die der kavallerie Boreel de Maure-
gnault als adjudanten toegevoegd waren, opgedragen, zich naar het ter
rein van den oorlog te begeven, ten einde aldaar den stand van zaken
te onderzoeken en, zoo hij zulks noodig mocht oordeelenhet kommando
over de expeditie over te nemen. Toen men nu nog op versterking bleef
aandringen, werd ook aan het 5e bataillon infanterie, iu garnizoen te Sa-
marang, en bestaande uit 2 Europesche en 2 inlandsche kompagniën, last
gegeven omversterkt met eene kompagnie Afrikanen van het 2e bataillon
(van Salatiga), in twee kolonnes verdeeld ter versterking der expeditionnaire
troepen in de Pasoemahlanden op te rukken. Verder werden nog derwaarts
gezonden twee zesponders op veldaffuit met voorwagen en bediening, en
voorzien van 500 schoten, waarvan Vio kartetsen en granaatkartetsen.
De artillerie zou de troepen op hunue verschilleude exeursiën niet mogen
volgenmaar was bestemd ombij eventuëele belegering van versterkte
doesons, de palissadeeringen, borstweringen of afsluitingen plat te schieten
en op te ruimen, en alzoo onze troepen de gelegenheid te verschaffen,
zoodanige versterking stormenderhand te nemen.
De troepen, die ter versterking naar de Pasoemahlanden gedirigeerd
zouden worden, moesten, zoo als reeds gezegd is, in twee kolonnes liet
land binnenrukken.
Een kolontie, bestaande uit den majoor Steek, kommandant, met zijnen
staf, eene Europesche (de le) en eene inlandsche kompagnie (de 3e), den
officier van gezondheid der 2C' klasse van Gelder, en den 2™ luitenant-
kwartiermeester Fiiet, benevens eene halve kompagnie Afrikanen, onder
kommando van den lea luitenant van Ginkel, zou door Benkoelen naar
het Palembangsche rukken.