baroe en Patanie, alwaar de vijand zich verzette, en welke plaatsen geno
men en verbrand werden.
Den 30sten kwam de resident van Palembang weder in de Pasoemah-
landen aan. Steeds kwamen meer en meer hoofden hunne onderwerping
aanbieden, welke aangenomen werd op voorwaarde, dat zij de wallen met
auer-auerlinie en grachten hunner doesons vóór den 15deü September zou
den slechten, en met bepaling, dat wanneer op den gestelden termijn aan
die voorwaarde niet voldaan was, de onwillige doesons tot straf in den
asch gelegd zouden worden.
Zoodoende onderwierp zich langzamerhand de geheele landstreek beoos
ten de Endikat. Aan de andere zijde dier rivier wilde de vijand echter
nog steeds tegenstand bieden, doch ook. daar waren de gevoelens verdeeld.
Onze troepen gingen inmiddels voort met het maken van patrouilles en
ondervonden hier en daar nog wel eens verzet. De doesons, waar dit
plaats vond, werden evenwel meestal na een geringen tegenstand genomen
en tot straf verbrand.
Ook gelukte het een tal familieleden van den hoofdopstandeling ge
vangen te nemendie als gijzelaars naar Lahat werden gezonden.
Omtrent het verblijf van den Pangeran van Padjar Boelan en van den
toean Paradipo waren allerhande verschillende geruchten in omloop. Laatst
genoemde zou zich eerst opgehouden hebben in de doeson (ledmig Agong;
later vernam men, dat hij, onder voorgeven van zijne zieke familieleden
te gaan bezoeken, gevlucht was naar de Semundo Oeloé Loèwas, doch
daar hij den tijd, die voor zijne terugkomst bepaald was, deed verstrijken
zonder weder te verschijnen, werd het vertrouwen in hém zeer geschokt,
Hoewel onze toestand dus na den val van Tebat Seroet wel aanmerkelijk
verbeterde, was men echter nog ver van eene geheele onderwerping ver
wijderd. Behalve dat onze patrouilles nog herhaaldelijk vijandelijk beje
gend en beschoten werden, bewees zulks ook de omstandigheid, dat zelfs
in de omstreken van Lahat nog altijd vijandelijke henden rondzwierven,
welke de bezetting der versterking aldaar onophoudelijk verontrustten.
De zending der versterking van Java bleef dus nog steeds wenschelijk,
ten einde door eene krachtige en nadrukkelijke handeling' aan het geheele
verzet een einde te kunnen maken.
Den September rukte eene kolonne sterk 100 man ter ver
kenning naar Pao Lentikwelke plaats, volgens ingekomen berichten, ver
sterkt was. Bij hare aankomst aldaar stak de vijand zelve de doeson in
brand. Toen men binnenrukte, bevond men dat werkelijk eenige voor
bereidende maatregelen tot versterking genomen waren.
300