De kolonel Jalink werd vergezeld door den kapitein der genie Stijman,
benevens door zijnen adjudant, den lsteu luitenant Verspijck.
Dien dag berichtte de kommaiidant der troepen te Gedong Agong en
Tandjong Koerong Ilir, dat de uit eerstgenoemde plaats gevluchte op
standelingen, versterkt door een tal van kwaadwilligen, eene in de nabij
heid hunner doeson gelegen talang versterkt hadden, en dat zijne beschik
bare macht niet voldoende was, om dit tegen te gaan ol' de versterking
te vermeesteren.
Men vermeende verder, dat de toean Paradipo het bevel in deze ver
sterking zou voeren, en dat reeds de noodige voorbereidselen voor zijne
ontvangst waren gemaakt.
Op dit bericht werd de majoor Peereboom met 60 man (men kon niet
meer troepen missen) en 1 houwitser met de noodige munitie en bedie
ning, van Gelong Saktie over Arahan Tiga naar Tandjong Koerong llir
gezonden, ten einde aldaar naar bevind van zaken te handelen.
Hij werd tevens gemachtigd, om zich met de troepen der 3° kompagnie
van het 10° bataillon, welke inmiddels onder kommando van kapitein du
Puy de Montbrun van Laliat opgemarcheerd waren, te vereenigen, terwijl
de kolonne den volgenden dag nog versterkt werd met 30 Europeanen
van Gelong Saktie.
De kolonne vertrok des middags om 6 uur, overnachtte te Moeara .Doea,
en zette den-volgenden morgen haren marscli verder door. Bij Arahan
Tiga vereenigde men zich met de troepen onder kapitein du Puy de
Montbrun, en ging aizoo gezamenlijk over Tandjong Tebat naar Tandjong
Koeroeng Ilir.
Aldaar aangekomen, vernam men, dat de berichten omtrent de verster
king bij Gedong Agong overdreven waren geweest, en deze eenvoudig
bestaan had uit eene lage borstwering, waarachter eenige verdedigers op
gesteld waren, doch die door eene patrouille onder luitenant Opscholtens,
na geringen tegenstand, verdreven waren.
Ook was gebleken, dat de toean Paradipo niet opgekomen was, en be
vestigde zich het gerucht, dat hij zich in de Semundo Oeloe Eoewas ophield.
Den 16dcl1 vertrok de majoor Pecreboom inct een gedeelte zijner kolonne
naar Gedong Agong, deed onderweg eenige doesons aan, en zond, na
aankomst op genoemde plaats, naar alle kanten patrouilles uit, welke ech
ter geene versterkingen ontdekten; waarop hij nog dienzelfden dag naar
Tandjong Koerong Ilir, en den volgenden niet zijne geheole. kolonne naar
Gelong Saktie terugkeerde.
Op dezen tocht was gebleken, dat de bevolking aan het in orde bren
gen der wegen-en bruggen, alsmede in vele doesons aan het opruimen
304