306 geëmbarkeerd aan boord van Z. M. stoomschip Cycloop, en werd naar Palembang vervoerd, alwaar zij den 13den arriveerde. Van daar werd de 6B en de halve kompagnie van het óe bataiilou ter stond per stoomschip Tjitarum naar Moeara Enim gebracht, alwaar de halve kompagnie achterbleef, terwijl de 6ü kompagnie doormarcheerde naar Lahat, alwaar zij den 24sten September aankwam. De overige troepen van het 5C bataillon, die over Palembang gezonden waren, werden per bidar opgevoerd en kwamen eerst later aan. Intusschen had de kolonel Jalink het kommando over de expeditie den 22ste" van den luitenant-kolonel Koch overgenomen, terwijl laatstgenoemde naar Palembang, en zijn wd. adjudant Bowles naar Boengamaas vertrok. De kolonel .Talink besloot, ook in verband met de meerdere beschikbare troepen, dadelijk bij zijn optreden, in de verschillende tusschen de rivie ren gelegen landstreken kolonnes te detacheeren, welke de aldaar gelegen doesons zouden bezoeken, en alzoo de vestiging van ons gezag en van de rust, tegen de nog enkele rondzwervende kwaadwilligen, krachtdadig zou den ondersteunen; tevens nam hij zich voor, om, terstond na de aankomst van het 5e bataillon, eene kolonne naar de Oeloe Manna te zenden, om zoo mogelijk, den pangeran van Padjar Boelan en andere nog afwezige invloedrijke hoofden, van welke men beweerde, dat zij zich in die land streek schuil hielden, op te pakken; zich overigens van den stand van zaken in dat landschap, hetwelk, zooals gezegd werdbij het nieuw ver zet geheel in onderwerping was gebleven, te overtuigen, en aan de ont manteling van de weinige aldaar gelegen doesons kracht bij te zetten. Bij aankomst van het 5° bataillon zou verder de Soembaij Semidaug, in het gebergte tusschen de Lematang en de Selangis, bezocht worden door eene flinke kolonne, welke de aldaar gelegen doesons, die zich nog niet onderworpen haddenbezetten en ontmantelen zou. Tot verwezenlijking dezer plannen werd aan de kolonne van der blurk, welke in de Oeloe Lintang de kolonne Steek tegemoet trok, last gegeven, om zich, wanneer laatstgenoemde gepasseerd zoude zijn, naar Pagger Dewa, in de nabijheid van den rivierovergang van de Dindau gelegen, te begeven, ten einde van daaruit de bevolking van de Oeloe Lintang gade Ie slaan. Aan de kolonne van Krieken, welke, zich reeds te Tandjong Keinoeniirg tusschen de Selangis en de Selangis Ranok bevond, werd het terrein tusschen, de grenzen der Oeloe. Lintang en de Selangis besar aangewezen, terwijlna de ontvangst van een bericht., dat sommige nog niet onder worpen hoofden zich met eenige gewapende volgelingen te Tebat Salak bevonden met het voornemen, om zich tegen het Gouvernement te ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 313