aos
den aanval op Benting op den 5duni Mei beschreven, en kunnen we dus
bekend onderstellen.
Ten einde zijn voornemen te volvoeren, daalde de luitenant vou dein
Bussche met de voorhoede, welke hij zelf koinmandecrde, in liet ravijn
af, dat Tebat Salak van doeson Benting scheidt.
Nauwelijks begon de voorhoede den overkant van liet ravijn te beklim
men, en was aan den luitenant Verspijok, die de hoofdtroep komman-
deerde, het signaal gegeven om te volgen, of de laatste werd door een
nog onzichtbareu vijand op zijn linkerllaiikzoo hevig beschoten, dat hij
zijn marsch niet kon voortzetten; Verspijok beantwoordde dit vuur ter
stond, en gaf aan de voorhoede het signaal om terug te koeren, waaraan
onmiddellijk voldaan werd.
Toen de voorhoede weder uit het ravijn kwam, zag de kolonne-kom-
mandant, dat de vijand van drie zijden kwam opdagen, Tebat Salak weder
bezet had, enniettegenstaande Verspijok meer en meer geavanceerd was,
om hem tot terugtrekken te nopen of althans tot staan te brengen, steeds
vooruitdrong. Reeds waren een paar inlandscke fuseliers en een pradjoerit
verwond, toen men besloot een weinig terug te trekken, ten einde den
vijand, welke zich altijd achter struiken en hoornen schuil hielduit zijne
positie te lokken en zelf eene meer gedekte stelling in te nemen.
De verwachting werd niet teleurgesteld; de vijand kwam meer en meer
vooruit en werd hevig beschoten, totdat eensklaps bleek, dat de bij de
kolonue aanwezige pradjoerits hunne 20 medegebrachte patronen verbruikt
hadden.
Daar het. achtergelegen terrein den verderen terugtocht beletteen de
vijand van de drie andere zijden nog altijd opdrong, besloot von dem
Bussche tot eenen bajonetaanval. Deze aanval werd ondernomen, toen de
vijand tot circa 40 passen genaderd was, en het gelukte daarbij,- hein tot
op 300 passen in verwarring terug te drijven. Toen men zich echter
daarop verzamelde, viel de vijand wederom aan, en werd men tot een
nieuwen bajonetaanval verplicht, waarbij de luitenant von dem Bussche
tusschen eenige vijanden ingesloten raakte, doch tijdig door den sergeant
Hintermann met eenige manschappen ontzet werd. Verspijok geraakte ook
in liet midden van den vijand en had daarbij het ongeluk van over eene
greppel te vallenwaarbij de pradjoerit ïtiepin hem echter nog bij tijds
te hulp kwam.
Door dezen laatsten aanval werd de vijand nu voor goed verjaagd, en,
na eene verkenning in den omtrek, besloot men tot den terugtocht.
Bij dit gevecht hadden zich de pradjoerits zeer gunstig onderscheiden:
daarentegen vermiste men een paar inlandsche soldaten, die eerst eenige