24.
wegens het door hun gehouden gedrag, eene verklaring dat de eer weder
zijds niet is geschonden, hetgeen zal bevestigd worden door een handdruk
3«. Eene op non-activiteit stelling.
In de beide eerste gevallen wordt het vonnis bekrachtigd door den Ge
neraal afdeelings-kommandant.en in het laatste gevaldoor den Koning.
De Rechtbank van eer kan zich ook onbevoegd verklaren.
XV. Algemeene Opmerkingen.
Wanneer het korps officieren alzoo, bij monde van eene rechtbank van
eer, zijne beslissing kenbaar heeft gemaakt over plaats gehad hebbende
geschillen of beleedigingen tusschen kameraden, zullen deze zich daaraan
moeten onderwerpen en eene verklaring afleggen dat zij de zaak als ge
ëindigd beschouwen.
Er bestaan dus voor den beleedigde geene beweegredenen meer oin het
tweegevecht toch door te zettenten einde te bewijzen dat de ondergane
beleediging onverdiend was, daar zijne kameraden immers door hunne uit
spraak beslist hebben dat het tweegevecht onnoodig was om zijne eer te
herstellen.
Ware dit hun gevoelen niet geweest, zoo zouden zij geene bepaalde uit
spraak gedaan, maar zich onbevoegd hebben verklaard, en tevens bepaald
hebben dat de zaak niet als afgedaan kan worden beschouwd door het
slaan van een voor beide partijen bevredigend vonnis.
Heeft het tweegevecht echter plaats, niettegenstaande de rechtbank van
eer anders beslist heeft, zoo beleedigen de betrokken officieren met alleen
het gezag van die rechtbank, doch bewijzen zij tevens dat het gevoelen en
de zienswijze van het korps officieren voor hen geene waarde heeft.
Voor het geval dat de betrokken partijen verklaren, dat zij niet kun
nen berusten in het door de rechtbank geslagen vonnis, zoo wordt niet
temin de behandeling der zaak door de rechtbank als geëindigd beschouwd;
de raad van eer zal dan echter aan beide partijen de straffen voorhou
den, die zij door het houden van het tweegevecht zullen ondergaan.
XVI. Het tweegevecht.
Indien de raad van eer verneemt dat de betrokken partijen, na de uit
spraak van de rechtbank, het tweegevecht zullen houden, heeft de raad
het recht, op de plaats van het gevecht te verschijnen en aldaar nogmaals
met behulp der getuigen, te beproeven de zaak te beëindigen door eene
minnelijke schikking; gelukt dit niet, zoo zal hij als raad van toezicht
bij het gevecht optredenen als zoodanig alle voorwaarden stellenwaar
onder het gevecht zal plaats hebben.