317
ravijn van de Lematangen werd door den gids na eenige aarzeling ge
bracht bij eene plaats, waar reeds een paar dagen geleden eene patrouille
beschoten was, en men nu een naar de rivier leidend pad ontdekte, het
welk door randjoes versperd en waarop de vijand kennelijk met den aanleer
eener versterking begonnen was. Langs dit pad afdalende, zag men aan
beide zijden van de rivier eenige huizen en padischuren; spoedig werden
de bewoners der huizen door een schot, dat op de kolonne gelost werd,
gealarmeerd en kwamen een aantal mannen en vrouwen te voorschijn,
waarvan de laatsten de vlucht namen, terwijl de eerste onze troepen be
gonnen te beschieten.
Daar het meerendeel der vijanden zich aan den andere oever van de
rivier bevond, besloot von dein Bussche deze met de voorhoede over te
zwemmen, hetgeen echter, daar de rivier, zeer gezwollen was, slechts aan
hein, den Europeschen korporaal Hïrschi en een paar inlandsche fuseliers,
en later ook aan een paar dwangarbeiders gelukte.
Gelukkig dat de vijand, door deze moedige daad verrast, geen tegen
stand bood, maar in allerijl de vlucht nam, terwijl een paar achterblijvers
door de onzen gevangen genomen werden. Had de vijand standgehouden
dan zou toch von dein Bussche met zijne kleine macht veel gevaar goloo-
pen hebben van een échec te lijden, te meer, daar zijn terugtocht door
de rivier zeer moeielijk, zoo niet onmogelijk gemaakt was.
Wij verineenen dan ook speciaal de aandacht op dit feit te moeten
vestigen, om er op te wijzen, hoe groote moed en voortvarendheid soms
aanleiding kunnen geven, dat een aanvoerder het noodzakelijk beleid en
de voorzichtigheid wel eens uit het oog verliest.
Bij het weder overzwemmen der rivier, dreef luitenant von dem Bus
sche tengevolge van den sterken stroom af en zou, daar hij zijn bewust
zijn verloor, stellig verdronken zijn, ware hij niet door den inlandschen
fuselier Pakatja en door zijnen huisjongen Ketjil gered.
Bij zijn troep teruggekeerd, zette hij, na weder tot bewustzijn te zijn
gekomenhet gevecht met eenige vijandendie weder waren komen op
dagen en nog steeds op de kolonne schoten, voort, totdat de aankomst
der patrouilles van Bandar en Tebat Salak een einde aan het gevecht
maakte, daar dn vijand nu voor goed op de vlucht sloeg.
Daarna werden de huizen en voorraadschuren verbrand, en namen de
patrouilles den terugtocht aan.
Straks hebben we reeds met een enkel woord vermeld, dat er omtrent
dezen tijd geruchten in omloop waren, dat de Goemaijers voornemens zouden
zijn, om onder aanvoering van zekeren Poeijnng Pirahoen, eenen inval in