318 de Semuudo le doenen dat dientengevolge eene kolonne der troepen, welke bewesten de Endikat gelegerd waren, derwaarts gedirigeerd zoude worden. Deze geruchten waren verspreid door zekeren pangeran Singa, en werden door den aankoop van oud ijzer, wit katoen en wapens, die de bevolking van genoemd gewest op de passer van Ealiat bewerkstelligde, eenigzins bevestigd. Hoewel men voorloopig niets naders van dezen voorgenomen tocht vernamdrongen toch eenige Goemaijsche hoofden bij den resident op de opvatting van Pirahoen aan, daar zij vreesden, dat hij anders verwik kelingen zoude veroorzaken. Later wonnen de geruchten echter meer en meer veld, en vernam men, dat de Goemaijers zich bij deze tocht voorstelden wraak te nemen over een moorddie jaren geleden zoude gepleegd zijn op den vader van Poei- jang Pirahoen, een Goemaijsch hoofd, die sedert de inname van Djattie in 1855 in verzet en vogelvrij verklaard was en die, naar men meende, grooten invloed in de Goemaij had. üe resident koesterde echter omtrent deze geruchten weinig vrees, en meende dat de drijfveer der mededeeling daarvan gelegen was in de vrees van eenige Goemaijsche hoofden, speciaal van den pangeran van Sindang, dat zij 11a eventuëele onderwerping van Pirahoen hunnen invloed bij het gouvernement zouden verliezen, en laatstgenoemde meer op den voorgrond zoude treden. Hij werd in dit geloof versterkt, toen de overige hoofden der Goemaij hem in eene bijeenkomst de plechtige verzekering gegeven hadden, dat er geen sprake van verzet was, doch dat de voorgenomen tocht naai de Semundo slechts eene wraakoefening was, en dat Pirahoen 11a afloop daarvan in onderwerping zoude komen. Op grond van het laatstbedoelde vermeeude hij zelfs, dat men den tocht der Goemaijers niet moest ver hinderen, maar er zich eenvoudig toe bepalen moest, door het zenden eener kolonne naar die landstreek, de handelingen der Goemaijers in het oog te houden. Ons komt deze verhouding tegenover de bevolking- der Goemaij, die men steeds wantrouwde, zoo zelfs dat men het onraadzaam geacht had, uit dat district koelies ten behoeve der expeditie te lichten, op zijn minst genomen, zeer vreemd voor, doch wij willen ons in geene beschouwingen daaromtrent, die buiten ons bestek vallen, verdiepen; ge noeg zij het, dat de tocht naar de Seinunlo werkelijk plaats had. Inmiddels was den 8steu October eene kolonne, sterk 80 bajonetten, onder aanvoering van de luitenants van Dijk en Prins, van Gedong Agong naar de in de Semundo gelegen doeson Poeloe Pangang getrokken en had die plaats den vH™ bereikt en bezet. Aanvankelijk vernam men niets van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 325