323
limine tochten geene wapens meer zouden mogen dragen, gelijk voor de
overige bevolking van Paleinbang veroorloofd was. Om de uitvoering van
de besluiten dezer vergadering te verzekerenwerden op verschillende
doesons van genoemde landschappen kleine troepenafdeelingen gelegerd,
welke echter strengen last hadden zich zooveel mogelijk van vijandelijk
heden te onthouden, alleen bij dringende noodzakelijkheid de vuurwapens
te gebruikenen daarom voortaan steeds met ongeladen geweren uit te
rukken. De uitvoering der voorgeschreven maatregelen vond echter ner
gens moeielijkheden of tegenstand.
Ook in de Oeloe Lintang was de stand van zaken gunstig, gelijk bleek
bij een tocht, welke den 10Je" December derwaarts ondernomen werd,
waaraan de expeditie-kominandantluitenant-kolonel Kijkens, deelnam, en
waarbij bleek dat, al mochten sommige doesons nog niet geheel ontman
teld zijn, toch geen ernstige tegenstand meer te vreezen was.
Aan de westzijde van de Endikat was alles zoo rustig, dat de aldaar
gestationeerde kolonne, onder kapitein Kaullinann, den 9'ien December naar
het hoofdkwartier kon terugkeeren.
De toestand werd dan ook over het algemeen zoo gunstig geoordeeld,
dat reeds den 12tleu December voorbereidende maatregelen genomen werdeu,
0111 een gedeelte van het 5e bataillon te doen terugkeeren, en den 13de"
d.a. v. de majoor Steek met den staf, eene Europesche en een inlaudsche
kompagnie van dat bataillon naar Laliat vertrokken, om vervolgens over
Paleuibang en verder naar Samarang terug te keeren.
Het kommando over de drie achterblijvende kompagniën van genoemd
bataillon, werd aan den kapitein Pordon opgedragen.
Den 21ste" December keerde ook de luitenant-kolonel Rijkens naar Pa
leuibang terug, na den vorigen dag de leiding van zaken in de Pasoemah-
landen aan majoor Wiegand, kommandant der Palembangsche Bovenlanden
te hebben overgegeven.
Men ging intusschen steeds voort met het maken van patrouilles in
de pas onderworpen landstreken, doch ondervond nergens tegenstand en
de zaken gingen steeds vooruit; pangevan Tommegong onderwierp zich
onvoorwaardelijk, en werd den 17lleu Januari 18(S7 naar Palembang, al
waar hij voorloopig verblijven moest, opgezonden.
Tegen het einde der maand April 1867 begon men er dan ook over te
denken, om weder twee kompagniën van het 5e bataillon (een Europesche
en een inlaudsche) naar Java terug te zenden; daartoe waren reeds de
noodige bevelen gegeven, toen zich plotseling het gerucht, verspreidde, dat
toean Paradipo een SOOlal kwaadwillige inwoners der Semundo en uit het
landschap Makakau óui zich verzameld, zich daarmede in Padjar Boelan