325 doesons welke 7,1] verlaten had; en daar 7.ij geen de minste poging, of 7elfs neiging tot verzet betoondekon men hiermede den opstand wel als geëindigd beschouwen. liet kwam echter raadzaam voor, de Makakau, waar Paradipo veel invloed scheen te hebben, en zich misschien nu wel schuil hield, te bezoeken. Deze tocht zou van Pad jar Boelan uitgaan, terwijl een gedeelte der kolonne van Moeara Tiga, Pad jar Boelan zou bezetten, 0111 van daaruit de Sernundo in het oog te houden. Pirahoen had inmiddels zijn voornemen te kennen gegeven, om weder met eenige Goemaijers naar Padjar Boelan te trekken en die doeson te verbranden, doch was daarvan op aanmaning van het civiel bestuur terug gekomen. De voorgenomen tocht naar de Makakau werd tot den 26sten Mei uit gesteld, daar Kertadjaja, een der hoofden welke Paradipo gevolgd waren, doch die onvoorwaardelijk onderwerping beloofd had, tegen dien tijd te Padjar Boelan zou aankomenen men hoopte van hem eenige berichten omtrent, de schuilplaats van laatstgenoemde te zullen vernemen. Deze verwachting werd echter teleurgestelden daar Kertadjaja inmid dels beloofde, zich te Poeloe Bringin in de Makakau bij den kolonne- kommandant te zullen vervoegen, vertrok de kapitein Pordon met de Afrikaansche kompagnie van het 5e bataillon den 26st™ Mei van Padjar Boelan, nam zijnen marsch over Poeloe Panggong (Sernundo), Tanga llassa (Ogan Oeloe) en Goenong Tiga (Kessam), bereikte 11a een moeielijken tocht den 2den Juni Poeloe Kemeling (Makakau), en den 4Jen d. a. v. Poeloe Bringin. Te Poeloe Bringin aangekomen, zag men ook door het uitzenden van patrouilles, dat de bevolking, evenals die in de Sernundo Oeloe Loeas, zeer rustig was, en niets van de volgelingen van Paradipo wilde weten; Kertadjaja deed echter niets van zich hooren. In verband met dezen gunstigen toestand van de Makakau en de Se rnundo, keerden de derwaarts gezonden kol onnes reeds in het einde van Juni naar Dahat terug, en bleven alleen te Poeloe Bringin (Makakau) en te Poeloe Panggong (Sernundo) detachementen, elk van 50 man, achter. Inmiddels hadden de controleurs Yigelius en Honig met hulp van eenige pradjoerits en eene bevolkingspatrouille getrachtParadipo in de Sernundo Oeloe Loeas op te sporen, en was het den laatstgenoemde gelukt, hem, door zijne volgelingen verlaten, op den 21steu Juni in zijne schuilplaats boven Djokanau te overvallen, waarbij Paradipo in een kort aevecht dat bij de poging tot zijne gevangenneming ontstonddoor de volgelingen; van den controleur gedood werd. Spoedig daarna vernam mendat Pirahoen de leiding van de vofgefïn-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 332