327 hield dan ook in September geheel opterwijl in November machtiging verleend werd tot den terugkeer naar Java van de nog in de Pasoeinah aanwezige 3e kompagnie van het 5e bataillon, de sappeurs en het hospi taal-personeel en verder bepaald werd, dat het land en de daarin gelegerde troepen van het garnizoens-bataillon op den lslx'u Januari 1868 weder op voet van vrede zouden worden gebracht. Dientengevolge werden de voor de bezetting der Pasoetnahlanden be stemde beide kompagnien van het Palembangsche garnizoens-bataillon te Bandar, waar inmiddels een kampement met tijdelijke versterking opge richt was, gelegerd en deze plaats tot hoofdkwartier ingericht, terwijl verder dc troepen van het 5e bataillon langzamerhand van de verschillende ■posten opgeroepen en geconcentreerd, en twee kompagnien daarvan naar Palembang gezonden werden. Deze troepen verlieten, per gouverneinentsstooiner Java, Palembang successivelijk den 23stel' December en den 12Jen Januari 1868, en kwamen den 27s'011 December 1867 en den 16^e" Januari 1868 te Samarang aan. Dn 3e (Afrikaansclie) kompagnie van dat bataillon was nog in de Pa- soemali achtergebleven, doch zou de overige troepen spoedig gevolgd zijn, ware liet niet dat zich in dien tusschentijd weder onrustige bewegingen hadden voorgedaan. De controleur von Schmidt, welke zich met zijne vrouw en zuster onder geleide van een detachement pradjoerits van Lahat naar Bandar begaf, werd n. 1., op weg derwaarts, den 1 Jd™ Januari 1868 tusschen Bobo Selo en Moeara Doea verraderlijk overvallen en vermoord; en hoewel nu spoedig bleek, dat dit feit geene wezenlijke politieke he- teekenis had, zoo verwekte het toch eenige spanning in de omliggende lauden, zoodat besloten werd de Afrikaansclie kompagnie voorloopig nog aan te houden. Deze kompagnie maakte daarop cene militaire vertooning in de Goe- inaijlandendoch vond nergens pogingen tot verzet; daarentegen was de bevolking zeer behulpzaam bij bet opvatten der moordenaars, zoodat de hooldpersocnzekere depati Mantar en een zijner helpers, Pa-Marsa, reeds den 1 Qilon Pebruari in onze handen vielen, doch, daar zij bij de gevangen neming tegenstand bodengedood werden. Men vermoedde evenwel dat Pirahoen, hoewel die reeds sedert geruimen tijd niets van zich had doen hooiende hand in de zaak haden vond liet dus niet raadzaam de troepen terug te laten trekken, voordat men zich van dat invloedrijk hoofd verzekerd had, te meer daar hij in het begin van Maart weder in de Uoemaij begon te stoken, en voorvechters opriep, aan welke oproeping echter slechts door een paar personen vol daan werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 334