331
Als eindartikel in deze zaak, ook al behandelt L. nog nader afzonder
lijk, doch ook weder zonder cijfers, de voeding der zieken, zoude echter
zijn opstel door te groote algemeenheid niet liet groote nut hebben, dat
het door zijne strekking verdient.
Daarenboven, om der wille van de oude spreuk, //wrijving geeft licht,
moet het geen eindartikel blijven.
Dit zal ook de schrijver met mij eens zijn, want voor zooverre ik het
genoegen hadhem te leeren kennenis het evenzeer zijne als mijne
groote grief tegen den kansel, dat er geene tegenspraak wordt geduld en
inen zijne non-adhaesie niet anders kan betuigendan door uit de preek
weg te gaan.
Dat ook anderen van die meening zijn, bewijst het Bataviaasch Han
delsblad van 16 Mei, waarin de kwestie reeds door H. besproken en de
discussie geopend wordt.
Waarom heeft echter H. zijne beschouwingen niet aan het tijdschrift
gegeven? Bij bespreking van zaken is het de beste weg, de meeningen
naast elkander te plaatsen.
Keeds meer heb ik critiek op het militair tijdschrift of op daarin voor
komende stukken in de dagbladen gelezenen enkele malen was het be
paald jammer, dat de stellers hunne opmerkingen niet aan de redactie
toevertrouwden. Onpartijdig als zij is en moet zijn, heeft men daardoor
toch de meeste kans om bij de plaatsing-zelve de toelichting te vinden,
of spoedig met eene anti-critiek te worden vereerd.
Na deze opmerking, die ik vertrouw, dat de redactie wel zal onder
schrijven, moet ik beginnen met de verklaring, dat het niet is de jacht
op de eer van die anti-critiek uit te lokkenwelke mij voor de schrijf
tafel brengt.
Integendeel, ik ben overtuigd, dat menige terechtwijzing mijn deel zal
zijn; doch ik heb zulks gaarne voor de goede zaak over, en het zal een
leek in de geneeskunde tot verschooning dienendat hi j zich op glad ijs
waagt, wanneer het daarmede zijn eenig doel is, de gedachtenwisseling
over een belangrijk onderwerp op deze plaats over te brengen.
De heer Ludeking begint zijn opstel met door de geschiedenis aan te
toonendat eene goede verpleging van den zieken soldaat niet alleen
pliehtmaar ook wijs beleid is voor de .regeeringen. Hij toont ons aan,
hoe reeds Brederik de Groote dit begreepen hoe toch nog jaren daarna
bijna niemand verbetering er in bracht, tot eerst bij het latere gedeelte
van den Krimooriog Engeland zich gunstig onderscheidde, terwijl Erankrijk,
dat, reeds in 1794 tijdens de republiek op de 100 man troepen één ge-