339 Dewijl echter L. dit punt niet behandelt, en alléén verbetering der ver pleging het doel zijner voorstellen iszoo is er ook in deze nalezing geeue reden tot verdere beschouwing. Tegen de afschaffing van den 2™ luitenantsrang heb ik militaire bezwa ren. Bij de marine is dit eene andere zaak, daar wordt de adelborst ook onmiddelijk luitenant ter zee 2e klasse (lc luitenant.) Bij ons zou echter een pas aangesteld officier als ic luitenant rang nemen boven dikwijls 5 of 6 jaren ouderen. Geef meer traktement, als dit ten minste noodig is, om goede artsen te krijgen maar laat ze gerust een paar jaren 2ó luitenantdat zal eer goed zijn dan kwaad. Ook de verdeeliug der officieren van gezondheid, die de formatie moeten vermeerderen, zou, zooals die door B. is aangegeven, wel een weinig tot wan-verhouding leiden met de rangen der chefs van de overige diensten te BaudjerinasinBalembang en Pontianak. tiet opgegeven ziekencijfer van die plaatsen is dan ook zeker niet van de hoofdplaats alléén, maar van de geheele afdeèling. Is het van de hoofdplaats alléén, dan overtreft het verre mijne schatting. Zelfs in den expeditionajren tijd is het mij nimmer opgevallendat er zooveel zieken in Tatas verpleegd werden. Daarbij nog één officier van gezondheid lc klasse méér voor het gar nizoen op de drie genoemde plaatsen. Ik weet niet hoe het te Pontianak en Palembang is, maar te Baudjer inasin gevoelde niemand behoefte aan meer dan één garnizoensdoetor, vooral, dewijl ook de als chef daar aanwezige 1u klasse tijd vond, om bij een deel der officieren te practiseeren. Ik geloof dat, wanneer men de formatie ter Borneo's Z. en O. kust toch met twee officieren van gezondheid vermeerderen wil, hel dan nog beter zou zijn er één van naar Amoenthaij ol' Martappera te zenden. Wat betreft de plaatsing van 60 militaire artsen bij de hospitalen, uit sluitend om onderricht te ontvangen, daarmede kan ik mij moeielijk ver- eenigen tenzij die personen voor den dienst toch noodig zijn. Dit vkan echter voor zeven van de tien hospitalen niet wel het geval zijn, en voor de drie andere is het twijfelachtig. Door ou die wijze vijftig of zestig artsen buiten de sterkte te brengen, zou men én de voorge stelde formatie-vermeerdering én het afschaffen der examina-mutatiën al hadden ze plaats, geheel onnut maken. Een geëxamineerde arts, dien men dadelijk len luitenant, maken wil, zal toch wel geen twee jaren oefening noodig hebben voor hij bruikbaar is. Tk keur het daarom niet af, dat men de nieuw aankomenden een paar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 346