840
jaren bij een der groó'te hospitalen werkzaam stelt, en onder leiding hunnen
werkkring doe beginnen, maar dit maakt een groot verschil met het
plan, om daarvoor een derde van het gelieele korps te bestemmen en alle
officieren van gezondheid, die nu reeds werkzaam zijnoude en jonge
nog een paar jaar onder controle en leiding te doen werken.
Wat den chef der pharmacie aangaat, dé aanstelling van dezen zou
dunkt mij een tusschen-bureauen dus werk meer geven, terwijl toch
de chef over den geneeskundigen dienst en zijdie hem ter zijde staan
wel genoeg chemici zullen zijn om te kunnen oordeelen.
Verbeteren en oprigtcn van laboratoria daar waar ze noodig zijn; be-
loonen van hen, die zich buitengewoon verdienstelijk maken; aan den
lc" laborant den rang van luitenant-kolonel geven en er nog een majoor bij
maken, alles goed, wanneer het na rijpe overweging noodig bevonden wordt;
doch eene onder-directie, en dus als het ware een" afzonderlijken diensttak
maken van de militaire apothekers, die meest allen 'verspreid aan de hos
pitalen geplaatst zijn, en dus geheel onder de bevelen van de chefs dier
hospitalen moéten staankomt mij minder gewenscht voor.
Het punt der voeding in de militaire hospitalen wordt bij zijne voor
stellen door L. met het oog op eene nadere afzonderlijke behandeling
slechts aangestipt. Dit behoort trouwens meer tot de zaak der genees-
heeren en maakt een onderdeel der behandeling uit. Toch moet ik aau-
teekenen, dat niet overal de vrouwen het beste koken. Even als in de
hoofdstad van Erankrijk,.zijn er ook in Indië streken, waar koks het mo
nopolie hebben. Het zou dus beter zijn,, te bepalendat het voedsel
door bekwame personen moet toebereid worden, tenzij er medische redenen
zijn, om in ieder geval vrouwen te verkiezen.
Omtient het hospitaal-bedieningskorps heb ik reeds mijne meening ge
zegd; men heeft moeite genoeg om flinke jongens in de gelederen te krij
gen. liet korps moet echter geheel onder de bevelen der militaire ge-
neesheeren staan. Wil men eene afzonderlijk afdeeling veld-ambulauce
oprichten en deze speciaal oefenen voor den dienst te velde, dit is eene
andere zaakdie zeker aanbeveling verdient.
Wat nu de kostenberekening betreft, zou die zoo moeielijk zijn? Zeker
niet, wanneer men over alle oiïiciëele opgaven en aanteekeningen kan be
schikken. Ook zonder die gegevens kan men echter eenigzins trachten
uit te rekenen of te ramen, op hoeveel de verschillende door L. voorge
stelde verbeteringen zullen te staan komen.