351 De oorsprong van den graventitel (comes) klnnt tot de eerste Romeiu- sclie keizers op. In de 4e eeuw waren de graven militaire officieren, meestal gouverneurs van steden of' landstreken. Reeds onder den Romeinschen keizer Probus (276) werd de titel van Dux (generaal) door de legerbevelhebbers gevoerd, en in de Ge eeuw waren zij, behalve met militair gezag, ook met het bestuur van provinciën belast. De groot-sénéchais waren onder het Karoliiigsche huis de vervangers der hofmaarschalkenwant de groot-sénéchal wasbehalve chef van het koninklijk huis, ook belast met de uitoefening van het recht in naam des konings, en met de leiding der legers. Onder de eerste vorsten uit het Capetingische stamhuis verkregen de sénéchais den titel van princes de la milice fratrcaise. Na het opheffen van het groot-sénéehalschap (in 1191 onder Philippus II Augustus) werd de betrekking van séuéchal van minder bëteekenis en duidde in elk geval geene militaire charge meer aan; de sénéclials waren toen slechts met rechtsmacht bekleed. Ook in Engeland bestond de waardigheid van groot-sénéchal (Lord high Stewart) en werd daar eerst onder Hendrik IV afgeschaft (1400). De connétables waren aanvankelijk slechts officieren, die dienst aau het hof verrichtten. Gedurende liet koningschap van Hendrik I (1050), tot aan de regeering van Lodevvijk XIII (1610), was connetable de hoogste waardigheid in de Fransche monarchie. In oorlogstijd was hij opperbevelhebber der legers, met. eene onbeperkte macht bekleeden ook in vredestijd was hij voor alles wat het krijgswezen betrof, de eerste raadsman van den koning. In 1627 werd de waardigheid van con notable afgeschaft, en in 1804. tijdelijk door Napoleon (ofschoon slechts in naam) voor zijn broeder Lodewijk weder in t leven geroepen. Zoo als gezegd is, beschouwt de generaal Ambert de hiervoren opge noemde waardigheidbekleedersmet de onder hen gestelde speciale offi cieren als den wérkelijken generalen stat van die tijden. De militaire waardigheid van maarschalk dagteekeiit uit den tijd van het leenstelsel. Aanvankelijk waren de maarschalken leenmannendie de verplichting tof ^/diensten op zich hadden genomen, niet meer dan hof beambten eigenlijk slechts paardenknechts (van maremerrie ot paaid, en schalk, knecht). Later waren de maarschalken ojiperofficieren onder de onmiddellijke be velen van den connetable of opperbevelhebber geplaatst, en kregen zij.toen den titel van generaal majoor (maréchal de camp). Philippus Augustus stelde den rang van maarschalk van Frankrijk in.-, de werkkring van dezen was echter dezelfde, als die der generaals-majoor,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 358