352
Voerde de koning het leger aan, dan was de maarschalk van Frankrijk
kommandant der voorhoede.
Nadat in 1627 de waardigheid van connétable was afgeschaft, venneer-
derde het gezag en aanzien der maarschalken en sedert dien tijd was maar
schalk de hoogste rang in het leger.
Le maarschalken, met de onder hen gestelde speciale officierenvormden
dus weder later den generalen staf.
Eenige der hiervoren medegedeelde punten zijn in tegenspraak met
hetgeen daaromtrent gevonden wordt in het werk van den chef de batail-
l°n van den Franschen generalen staf Eugène Labaume, getiteld: Manuel
de l Officier d Ktat-wajor1827. Die officier toch beweert, dat men bij
de legers der oude Grieken en Romeinen, in de middeleeuwen en den
tijd van het leenstelsel te vergeefs naar sporen van eenen generalen stuf
zou zoekendat de behoefte aan zulk een korps eerst zou ontstaan zijn
gedurende de oorlogen van Karei V en Frans I, van welken tijd dan
ook hun bestaan, zoowel in de ItaliaanscheSpaansche en Duitsche als
in de Fransche legers zou dagteekenen. Hij grondt die meening gedeel
telijk op de omstandigheid, dat eerst op het einde der 1B eeuw" gere
gelde troepen in de Europesche staten werden aangetroffen. Die bewijs
grond is zwak, vooral ook omdat wij nader zullen zien, dat zelfs op het
einde der vorige eeuw, in Frankrijk slechts gedurende urn logelijd een ire-
nerale staf werd gevormd. Bovendien verhaalt Labaume toch ook, dat de
Strozzi s en Spinola s het noodig oordeelden, om de lessen, door de krij
gers der vroegere oudheid gegeven, met opzicht tot de leiding en het aan
voeren der legers, in hunne taal over te zetten, ten einde daarvan partij
te kunnen trekken.
Afgescheiden nog, dat aan Labaume niet hetzelfde gezag als militair schrij
ver mag worden toegekend als aan een von Decker, Ambert en Roequan-
eourt, wier bronnen wij bij het samenstellen van de vorige bladzijden ook
hebben geraadpleegdmag vooral niet uit het oog worden verlorendat
Labaume, bij het uitspreken van zijne hieraangevoerde meenimr, de schrijvers
der oudheid niet heeft bestudeerd of nageslagenalthans niet aanhaalt.
Wanneer wij het oordeel van verschillende bekwame legerhoofden en
militaire schrijvers van den lateren tijd over den generalen staf in het
algemeen raadplegendan ziet mendat allen eenstemmig er zeer bepaald
de meening zijn toegedaan, dat zulk een korps voor elk leger eene niet
te weerspreken behoefte is, dat een generale staf zelfs onontbeerlijk is voor
elk la/id, dat aanspraak wil maken op eene doelmatige militaire, samenstelling.