356
Enkelen hebben ook wel beweerddat die groote voordeelen der Pruisen
meer het gevolg warrn van de onbegrijpelijke werkeloosheid van den Oos-
tenrijkschen, dan van de geniale ontwerpen van den Pruisische» staf. Die
enkele personen, ofschoon erkennende, dat dit laatste korps in dien veld
tocht, door zijne doelmatige regelingen en het spoedig mobiliseeren dei-
troepen, als organisateur bewijzen van onbetwistbare meerderheid heeft ge
geven, ook door de krachtige en zekere leiding der operation, vermeenen
toch ook, dat in dien veldtocht groote fouten door de Pruisen zijn be
gaan. Onder anderen beoordeelt ook de als militaire schrijver zoo gunstig
bekende Zwitsersche kolonel Lecomte als zoodanig de eerste strategische
operatie, die de vereeniging van het eerste leger onder prins Frederik
Kaiel van Pruisen met het tweede leger onder den kroonprins ten doel
had (22—30 Juni).
Die fouten hadden alleen geen nadeelig gevolg, zegt hij, omdat de
Oostenrijkers, onverklaarbaar genoeg, daarvan geen partij wisten te trekken.
Ofschoon, zoo als gezegd is, die minder gunstige beoordeelaars der
Pruisen op dut punt slechts weinigen in aantal zijn, erkent de generaal
von Moltke toch (in zijn werk over den veldtocht van 1366), dat de
Pruisen reeds lang dien oorlog als onvermijdelijk beschouwd, en daarom
reeds geruimen tijd te voren gezorgd hadden, dat het krijgsmateriëel
overal geéchelouneerden alles voor het vervoer der troepen nauwkeurig
öere_,eJd was. Hierdoor hadden zij dus reeds hij den aanvang een over
wegend voordeel op de Oostenrijkers, die niet zoo vooruitziende geweest
warenen geene voorzorgen hadden genomen.
De regel, dat men zijn vijand nimmer te gering moet achten, was ook
door de Oostenrijkers geheel uit liet oog verloren daar steeds met min
achting^ op het Pruisische leger nedergezienen het naaldgeweer als een
onpractisch speeltuig aangemerkt was.
Terwijl roet groote moeite en kosten kaarten en plannen der overige
aangrenzende lauden waren verzameld, had men in dit opzicht volstrekt
niet aan Pruisen gedacht, en was men dan ook geheel onbekend met de
topographische gesteldheid der aan Pruisen grenzende gewesten.
Eigen krijgservaring te hoog schattende, dacht men te Weenendat de
Pruisen het nimmer tot eenen oorlog zouden laten komen.
De schrijver der //Tafereeleu uit den oorlog van 1866 in Duitschland
en Italië (Mil. Spectator 1869) beoordeelt den Oosten rij kschen generalen
staf voigenderwijze
"Die staf, zegt hij, //munt uit door geleerde pedanterie met volslagen
'/feebrek aan practijk. Men kan wel plannen en ontwerpen beramen, maar
//ze niet uitvoeren. Dispositiën en instructiën worden zeer wijdloopig ge-