368 vervolgens de aandacht te vestigen op de volgende zinsnedewaarinvoor zoo ver ik ze begrijp, een1 soort van verwijt gelegen moet zijn. X zegt: «Hij somt op de vestingen, forten en batterijen, «die een ieder, die oogen heeft, bij het bezoeken van Java onvermijdelijk «zien moet." Nu neem ik aan, dat iemand, die op het oogenblik waarop X deze merkwaardige woorden ter nederschreefzijne kamer binnentrad, onver- tnijdelijk die tlesch Moezelwijn zien moest, dien oorsprong van zoovele diepzinnige lessen; maar dat een ieder die oogen heeft, bij 't bezoeken van Java, de versterkingen bij BataviaSamarangSoerabaiaTjilatjap en die in de binnenlanden ziet,sterker,zien moet,nog sterker, onvermijdelijk zien moet, met alle respect voor de grondige keunis die ge u toekent, en die we u niet zullen betwisten, waarde X, deze .telling gaat wat ver. Had mijn bezoek van Java niet reeds 15 jaren geleden een aanvang genomen, en ware ik er niet vast stellig zekerlentoe van overtuigd, dat ik de genoemde versterkingen nu nog niet allen gezien had, ik zou me niet vermeten, u zoo lentoe tegen te spreken, waar ge eene zoo positive «op overtuiging gegronde kernspreuk" ten beste geeft. Maar 't spijt me X, ge hebt het mis. Niet alleen kan men Java bezoekeuzonder een groot deel der bedoelde versterkingen te zien, men ziet er onvermijdelijk slechts een klein gedeelte van, tenzij men ze, met de ligging bekend, expresselijk opzoekt; ja, er zijn enkele, wier bestaan niet vermoed wordt voor Javabezoekersdie er met den ueus vóór staan. Maar misschien is de strekking der zinsnede nog eene andere, dan om het verbazend opmerkings- en ziensvermogen van X in 't licht te stellen. Misschien heeft hij er '1' een verwijt van willen maken, dat deze alleeu zichtbare versterkingen opnoemde, en van de onzichtbare gezwegen heeft Oppervlakkig beschouwd schijnt deze veronderstelling onzinnig; maar wanneer we in aanmerking netneu, hoe dikwijls in schrifturen en debatten, over Java's defensie handelende, op versterkingen en legers wordt gere kend, die nooit bestaan hebben, dan is er wel eenige grond tot het ver moeden, dat dit eigenlijk de bedoeling geweest is. Zoo is b. v. die sterke positie aan de Toentang een stokpaardje, waarop menigmalen duchtig wordt doorgegaloppeerden toch heb ik met uitzon dering van Willem geene versterkingen opgenoemd die tot deze stel ling in eenig onmiddellijk verband staan Is X misschien in het denkbeeld, dat T de versterkingen aan de Toen- tang vergeten heeft? Dat die stormvrije redoutes met torens tot red uit, waarvan m het door wrochte werk van de Vaijnes van Brakel gesproken wordt, tot stand zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 375