De oordeelvellingen over de Toenlangslelling en de vesting Willem 1
loopen 7.66 schrikbarend uiteen, dat het niet mogelijk is, voor iemand die
geene grondige locale kennis bezit, zich van hare waarde eene bepaalde
overtuiging te vormen.
Dat Tento het uitvoeren van een verdedigingsplan in den geest van
't geen hij wenschte, zoo /'doodeenvoudig en gemakkelijk" zou vinden,
gelijk X goedvindt te beweren, is eene uitvinding van den recensent, om
eens goed te doen uitkomen Tento's onnoozelheid. Het. staat nergens in
de brochure te lezen; wél het tegendeel, voor iemand die uit eene zin
snede gelieft te lezen wat er in staat. Die satire kunnen we dus gerust
onbeantwoord laten.
En hiermede hebben we, hoewel alweder in zeer algemeene trekken
zoo we meenen, genoeg gezegd, om aan te toonen wat te bewijzen was; n. 1.
dat X van de Militaire Spectator in zijne critiek verzuimd heeft blijken
te geven van zijne bevoegdheid, om, op den toon, waarop hij dit ge
daan heeft, -niet. alleen de etiquette maar ook den wijn te veroor-
deelen, die hem te keuren gegeven was.
Nu nog een enkel woord over de levende strijdkrachten, die, zooals X
terecht zegt, in de brochure oppervlakkig en onvolledig werden opgesomd
en beoordeeld.
Ook nu wenschen we over de kwaliteit dier strijdkrachten niet in bij
zonderheden te treden, daar dit. onderwerp onlangs nog in Indische dag
bladen en in dit tijdschrift behandeld werd.
Blijkens die polemiek valt er, bij eene analyse onzer levende strijd
krachten, wanneer men ze beschouwt als bestemd om tegen een' Euro-
peeschen vijand te ageeren, op het gehalte nog al wat, af te dingen.
Daarvan zij alleen gezegd, dat, wat de artillerie betreft (waarover we
eenig oordeel meenen te mogen vellen) het gehalte niet veel te wenschen
over zou laten, indien men voor de inlandsche artilleristen bij de vesting-
kompagniën Europeesche kanonniers in de plaats gaf.
Zoo uitstekend toch als onze inlandsche stukrijders zijn zoo treurig is
het met onze bruine kanonniertjes gesteld; en hunne bruikbaarheid zal
er niet bij winnenwanneer onze bewapening eens op de hoogte des tijds
zal zijn. Bij de veld- en bergbatterijen kunnen altijd wel eenige inlanders
met den titel van kanonnier nuttig worden aangewend, al is het niet pre
cies voor de bestemming die deze titel schijnt aan te duiden.
lntusschen zullen vooral de vestingartilleristen in de bediening van het
getrokken geschut ernstig dienen geoefend te worden; en, zal ook in
Indië de torpedodienst aan de artillerie worden opgedragen, dan schijnt
380