Indië. 383 paarden, terwijl de artillerie in oorlog 760, en de kavallerie met de in- landsche kavalleristeu 921 paarden zal krijgen. Tot zoover over de formatie; laat ons nu zien wat de statistiek zegt Uit de staatjes van pag. 3S en 39 blijkt het volgende omtrent de sterkte van het leger, gedurende de jaren 1864 t/m 1868. JAVA. BUITENBEZITTINGEN. Totaal Europeanen Afrikanen. Inlanders. Totaal. Europeanen Inlanders. Totaal. 1864 8095 425 5941 14461 4314 7448 11762 26223 1865 7021 529 6989 14539 4293 7246 11539 26078 1866 7040 387 6640 14067 4700 8201 12901 26968 1867 7705 258 6810 14773 3751 6855 10606 25379 1868 7722 338 6503 14563 3676 6247 9923 24486 Bemiddeld. 7516 387 6577 14480 4146 7200 11346 25826 Aannemende dat zoowel de cijfers van X als die der statistiek juist zijn, zoo zouden we uit de vergelijking der getallen de volgende gevolg trekkingen moeten maken dat aan de sterkte van het leger, en dat wel onder zeer gewone om standigheden, gemiddeld 2000 man hebben ontbroken; dat liet sedert 1864 nooit compleet geweest is; en dat, niettegenstaande het buitengewoon belangrijk aantal manschappen, in 1868 door suppletie en werving verkregen, de ongunstigste cijfers door de laatste jaren worden geproduceerd, zoodat dan ook in 1868 hel tekort meer dan 8000 man bedroeg. Tevens blijkt er uit. dat op. Java gemiddeld 14500 man aanwezig wa ren, zoodat, ware er een oorlog uitgebarsten, 5 6000 man van de Blutenbezittingen hadden moeten komen, om een goed geoefend staand leger van 20000 man, voor het geheele eiland bij ellcaêr te krijgen. Daar de Buitenbezittingen intusscheu gemiddeld slechts 4300 man had den kunnen verschaffen, of wél zich zelve, in strijd met de bestaande voorschriften, moeten ontblootenzou het leger op Java, onder de opti mistische veronderstelling dat al die troepen van de Buitenbezittingen be hoorlijk en bij tijds arriveerden, in stede van ruim 20000 man, slechts 18800 man geteld hebben. Dat klinkt nog redelijk goed; maar laat ons eens nagaan of dit cijfer wel eigenlijk uitdrukt, wat men verstaat, onder een leger van 18800 mandat den vijand te gemoet gevoerd kan worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1870 | | pagina 390